woensdag 16 juni 2004

De dag dat James Nora ontmoette

Vandaag wordt Bloomsday gevierd. En niet alleen dat: vandaag wordt de honderdste Bloomsday gevierd. Dat is natuurlijk flauwekul. Je mag van mij gerust verjaardagen vieren, daar niet van – maar dan toch liefst verjaardagen van iets wat werkelijk heeft plaatsgegrepen: de geboorte van Christus, de Slag der Guldensporen of, zoals onlangs nog, de Landing in Normandië. Wat vieren we op Bloomsday, 16 juni? Toch niet het feit dat vandaag precies een eeuw geleden in Dublin een jonge twintiger met hoge eigendunk, genaamd James Joyce, de ietwat oudere Nora Barnacle ontmoette en dat – zoals de overlevering het wil – eerstgenoemde het op dezelfde dag nog klaarspeelde om zijn zaad door laatstgenoemde in een zakdoek te laten opvangen? Neen, dergelijke trivia herdenken we niet vandaag. De talloze activiteiten in Dublin en op vele andere plaatsen zijn vandaag opgehangen aan de 16de juni 1904 die in het boek Ulysses, dat diezelfde hooggestemde jongeman toen al in zich moet hebben gedragen, dé dag is, de énige dag waarop het hele ‘verhaal’ van Joyce’s meesterwerk zich afspeelt. Dat betekent, strikt genomen, dat we (a) de verjaardag vieren van een fictieve gebeurtenis (we spreken dan ook van ‘Bloomsday’ en niet van ‘Nora’s day’ of iets dergelijks – en Leopold Bloom is tot nader order een fictief personage), en dat we (b) vandaag, anno 2004, niet de honderdste Bloomsday vieren maar welgeteld de 82ste: Joyce slaagde er pas in 1922 in om, dankzij enkele vooruitziende literatuurliefhebsters die in Parijs een boekhandel runden (ik geloof ‘Shakespeare & C°’), zijn geesteskind gepubliceerd te krijgen. De fictieve, vandaag herdachte, datum waarop Bloomsday valt kan, strikt genomen, niet ouder zijn dan het boek waarin hij voor het eerst is beginnen te bestaan (hoe vreemd dat ook moge klinken voor iets wat fictief is). Dus berust dat hele gedoe rond ‘de honderdste Bloomsday’ op een denkfout van overspannen joyceanen – voorzover dat laatste geen pleonasme is…