maandag 23 april 2007

37 * 28,20 * 238

In het licht van de lage zon blinkt een vis van wel veertig centimeter in de handen van de visser die het beest van de haak van zijn hengel haalt. Een aalscholver scheert het wateroppervlak richting Brugge; iets anders, veel kleiners (maar wat?) kruist, ook vlak boven de spiegel, het kanaal. Mijn gemiddelde snelheid stijgt gestaag, tot hij bij het keerpunt in Zandvoorde de kruissnelheid van 31 benadert, maar het getreuzel van de aanvangshectometers – een rood licht en een lullig parkerende auto – is mathematisch niet meer mogelijk. Landwind botst tegen zeebries aan: meewind wordt tegenwind. In het terugkeren steekt Geert Claes – die naam staat op zijn blauw-roze shirt – me voorbij. Hij rijdt een kilometer of twee per uur sneller dan ik, ik kan hem nog vele kilometers lang in de verte voor me zien uitrijden: zo vlak en onbebouwd en kaal is het polderland. Nieuw is het knalgeel van de bloeiende koolzaadvelden. In de verte ploegt een boer zijn land: een stofwolk. Het heeft weken niet geregend, de klei valt niet in vette, gekraakte schellen uiteen maar trekt in poedervorm geometrische, streng afgelijnde voren.