zaterdag 26 januari 2008

Dag 147 vVH&C

080112 – Een jongeman van 23 studeert af. Hij weigert de beloning van zijn ouders, een nieuwe auto, en vertrekt, met het karkas van wat ooit zijn gele Datsun is geweest, westwaarts. Hij ontmoet mensen, ondergaat op zijn weg voor- en tegenspoed, beantwoordt de liefde die hem te beurt valt niet, besluit tot steeds grotere onthechting, vat het plan op om een tijd in de wildernis van Alaska door te brengen. Helemaal alleen, weg van een samenleving waarin niemand echt gelukkig lijkt en waarin niet één relatie harmonieus lijkt te verlopen, gaat hij de idealen van Thoreau achterna: volledig aan zichzelf overgeleverd, overtuigd van de mogelijkheid dat het mogelijk is om midden in de natuur, into the wild, gelukkig te worden. Deze ambitie is tot mislukken gedoemd, uiteraard. De jongeman, die zichzelf Alexander Supertramp noemt maar in werkelijkheid anders heet (wat op het eind op een indrukwekkend serene manier wordt aangebracht – maar u moet dit zelf ontdekken), moet uiteindelijk boeten voor zijn weigering om de liefde en genegenheid die hem op zijn weg is aangeboden te aanvaarden, voor zijn onvermogen om te vergeven.

Into the Wild van Sean Penn is geen banale roadmovie. Dit is een moraaltheologisch traktaat dat mij volkomen heeft overtuigd en, zoals dat met ijzersterke films hoort, van mij een ander mens heeft gemaakt. Voor een paar uur toch, hoewel… Een van de grote troeven die Penn uitspeelt, is de onnadrukkelijkheid waarmee hij preekt. Ik aarzel om dat werkwoord te gebruiken, maar dat was toch het eerste wat mij te binnen schoot toen ik over de film, onmiddellijk na het slotbeeld, begon na te denken. Deze film is een preek – en hij kan, omdat het een hedendaagse film is, niet doen zonder meteen ook een reflectie te bieden op de mogelijkheid überhaupt om vandaag nog te preken.

Meer over deze film op Dag 160 vVH&C