vrijdag 1 februari 2008

Dag 152 vVH&C

080119 – De film waarvoor de tien of twaalf andere mensen in de zaal als geslagen honden naar de eindgeneriek blijven staren (sommigen van hen in een innige, verbijsterde, amoureuze verstrengeling), heeft mij tweeënhalf uur op een pijnbank gelegd en ik kan niet zeggen dat ik niet blij ben dat ik er eindelijk aan kan ontsnappen. Stellet licht van de Mexicaanse regisseur Carlos Reygadas begint met een vijf minuten durend shot van een sterrenhemel die overgaat in een landschap bij dageraad, en eindigt met het omgekeerde: een ondergaande zon en de eerste, tweede, miljoenste ster aan een eindeloze sterrenhemel. En daartussen? Ja, nog een hele reeks ellenlange shots, de een al trager, het geduld en alles wat maar enigszins in de buurt van het geweten komt meer op de proef stellend dan het andere. Prachtige beelden, hoor, daar niet van. Een kroostrijk mennonietengezin aan het ontbijt. Ingetogen gebeden. Supergedisciplineerde kinderen. Een wandklok die oorverdovend de stilte en de kilte in dit huis in onze breinen hamert. Vrouwlief vertrekt met de kinderen, vader blijft alleen achter en barst aan diezelfde keukentafel in snikken uit. Zijn hart gaat uit naar een ander…

Veel meer dan dat gebeurt er niet. Er is de vader, er is de moeder, er is de andere vrouw. Er zijn de kinderen (hoe heeft de cameraman het aan boord gelegd om de jongsten níet in de camera te doen kijken). Er is een sterfgeval. ‘Weet je nog,’ zegt de moeder tegen de vader wanneer ze in hun auto op weg zijn naar de stad, ‘toen we in de auto voortdurend zongen?’ Ze zegt het na een eeuwigdurende shot waarin geen woord gezegd wordt. Het verdriet van de rouwenden. Het echte en het formele verdriet. Dat is een mooie scène: hoe de hele familie en enkele bekenden in de keuken zijn samengekomen. Ze zitten in het rond. Sommigen drinken een kop koffie. Allen zijn in het zwart gekleed. Een oudere man heft een lied aan. Het is een klaaglied. Dat snijdt door merg en been. De andere (schaarse) verwikkelingen in deze vreemde film hebben mij niet of nauwelijks geraakt. Het verhaal groeit uit tot een sprookje. De sterren aan de nachtelijke hemel schijnen lustig verder in een nieuwe nacht. De dageraad zal weer met de roep van beesten en het gekwetter van de vogelen des velds gepaard gaan. En de mens, hij blijft aanmodderen. Mennoniet of niet.