dinsdag 4 november 2008

Microfictie (1)

nieuwe rubriek: eigen vertalingen van Régis Jauffret, Microfictions

Meer geluk

Weet dat de onschuldigen voortaan decennia nemen zoals hardlopers horden. Wie het cleanst is, wordt honderd en houdt het nog vele jaren uit alvorens zich uit te leveren aan de dood. Maar wie ziek is met zestig moet worden beschouwd als een schurk. Zijn uitzaaiingen zijn niet meer dan zijn welverdiende straf. Schud ze vooral niet de hand als je, per abuis, hun kamer betreedt; geef ze hun medicamenten, ze zijn zorgvuldig uitgekozen met het oog op het erger maken van hun pijn; vermink ze in het operatiekwartier met een vaardig gehanteerd scalpel. Je hebt toch niet al die lange jaren gestudeerd om hun medeplichtigen te worden?

– Elk ziekenhuis is een gevangenis.

Maar je bent daar niet om de toegeeflijke of passieve cipier te spelen. Voer de zieken ’s avonds per ambulance aan, laat ze ’s morgens in een anonieme wagen van de gemeentelijke begraafdienst de keet verlaten. Dat is zo min of meer de essentie van de nieuwe eed van Hippocrates die je moet afleggen op 14 juni.
Enkel een leven van onthouding verschaft het privilege om de hoogste leeftijd te bereiken. Doorsuikerde kinderen, onanerende adolescenten, neukende jongeren en epicuristische volwassenen die op zoek zijn naar steeds meer geluk bevolken vroeg of laat onze diensten. Hier tref je nooit moeders aan van kroostrijke gezinnen, vanaf hun dertigste verslonst als gevolg van doorwaakte nachten, en ook niet hun echtgenoten, versleten door het ontiegelijk harde werk dat ze verrichten om al die kleuters te kunnen voeden, kleuters die ze aan de lopende band hebben verwekt met een lendenstoot die even vreugdeloos was als een hamer die neerkomt op de klinknagel van het chassis van een landbouwmachine. Van de verstokte vrijgezellen van beider seksen die van hun existentie nooit iets anders hebben overgehouden dan de immer teleurgestelde hoop om dé liefde te vinden, hoef je je hier ook niets aan te trekken.

– Deze overdrager van besmettelijke ziekten.

Van wanorde, van dromen en ten slotte van zelfmoorden, van moorden, van delirerende psychotici waarvan je achter de tralies van het paviljoen waar we de schizofrenen in opslaan een paar weerzinwekkende staaltjes hebt mogen aanschouwen.

– Daar staat tegenover dat de genieters uw broodwinning zijn.

U krijgt te maken met dertigjarige hartlijders die weigeren hun nakende dood onder ogen te zien ondanks al die bij het ontbijt gulzig naar binnen gewerkte boter; met aan alle vier de ledematen verlamde sukkelaars die er niet in slagen om op een waardige wijze de liggende houding aan te nemen, het enige voordeel nochtans dat die stommeriken aan hun verleden als motorrijder overhouden; met longkankerpatiënten die grienen wanneer ze de doodkistencatalogus doorbladeren die op hun nachttafeltje werd achtergelaten door hun echtgenote, die er wilde op toezien dat ze ten grave worden gedragen in een kist die overeenstemt met hun wensen.

– En dat terwijl het rokers waren.

Régis Jauffret, Microfictions, 751-752 – mijn vertaling