zaterdag 3 januari 2009

Mijn woordenboek (212)

de afleveringen 210 en 211 volgen later, maar deze moet voor omwille van de actualiteitswaarde

AFSMELTEN

Sinds een paar jaar staat vanaf half november op het plein voor het station van Brugge, zoals wellicht op vele andere pleinen in Europa en de Verenigde Staten en misschien zelfs Australië, een tent met daarin een tentoonstelling van ‘ijssculpturen’ – ik plaats het woord maar even tussen aanhalingstekens omdat ik daaraan, aan die apostroffen, mijn ergernis opknoop nopens de moedwillige begripsverwarring tussen onbeschaamde kitsch en kunst, waarvan hier eventjes het jargon wordt ontleend: ‘sculpturen’, ‘tentoonstelling’… Maar daarover moet het hier niet gaan.

De tent, een sporthal groot, wordt twee maanden lang, dat is één zesde van een jaar, kunstmatig op temperatuur gehouden. Opdat, zoals u ongetwijfeld begrijpt, de kunstig gesculptuurde kunstsculpturen niet zouden wegsmelten. Om dat natuurlijke proces te counteren, moet een achttal dieselgeneratoren continu aan de praat worden gehouden. Voor zover de buitentemperatuur niet onder nul gaat, veronderstel ik, maar de buitentemperatuur gaat nu eenmaal niet meer zo vaak onder nul. Ik zeg dat ik het veronderstel dat die dieselgeneratoren worden stilgelegd wanneer het vriest – ik zou niet steil achterover vallen van verbazing indien zou blijken dat in het scenario van dit soort evenementen niet is voorzien dat iemand de thermometer in de gaten houdt. Maar ze kunnen er natuurlijk ook een thermostaat op gezet hebben: de techniek staat voor niets.

Hoewel. De techniek staat natuurlijk niet voor niets. De techniek staat voor de belangrijkste historische gebeurtenis aller tijden (sinds het massale uitsterven van de dinosaurussen als gevolg van de inslag van een gigantische meteoriet), te weten de niet te stuiten opwarming van het klimaat en het afsmelten van de poolkappen waardoor de hele, mondiaal geworden, beschaving in haar voortbestaan wordt bedreigd.

Soms vraag ik mij af of wat hier digitaal wordt vastgelegd ooit, nadat de ramp zich zal hebben voltrokken en wanneer er opnieuw een gezond gebrek aan belangstelling voor ijssculpturen zal zijn ingetreden, zal worden gelezen door een of andere vorser die het Nederlands, dan allang een dode taal, zal hebben weten te ontcijferen. Welnu, ik richt mij hier expliciet tot deze toekomstige lezer: ik, een West-Europees persoon die leefde ten tijde van de overgang van het tweede naar het derde millennium en van het industriële naar het postindustriële tijdvak, bevestig dat er in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, toen het afsmelten van de nu, in uw tijd, geachte toekomstige vorser, verdwenen ijskappen onomkeerbaar begon te worden, een gewoonte bestond om bij buitentemperaturen van vijf tot vijftien graden (ja, het kon toen nog erg fris zijn in de winter), een tentoonstelling op te zetten met kunstig vervaardigde ijssculpturen, die voor afsmelten moesten worden behoed door middel van à volonté CO2 producerende generatoren. En neen, dit gebruik was geen magische praktijk om het stilaan onvermijdelijke alsnog te keren.