woensdag 1 april 2009

Gerard Reve, De ondergang van de Familie Boslowits / Werther Nieland

090319 en 090330 – Voor het eerst sinds lang las ik nog eens boek van Gerard Reve. Herlas ik, hetgeen met Reve nagenoeg onvermijdelijk is want ik kan niet meteen een boek van Reve noemen dat ik niet heb gelezen. Indertijd. Want ik heb het toch wel een beetje gehad. Ik herlees dan ook alleen maar zijn beste boeken. Het tweeluik De ondergang van de Familie Boslowits / Werther Nieland is een van Gerard Reves beste boeken. In een wat ondoordachte mail over dat boek aan S gaf ik te kennen dat ik het nu wel had gehad. Het is mooi geschreven en het is prachtig Nederlands, maar het moet toch ergens over gaan! S, die net ook Boslowits/Nieland had herlezen en me zin had doen krijgen om ook nog eens naar dat klassieke werk terug te grijpen, diende me op een gepaste wijze van antwoord: Je bent erg streng voor Nieland – ik vind dat het wel degelijk over iets gaat. Voor een zeldzame keer dat het over iets gaat bij Reve! Over iets anders dan over het tuchtigen van jongetjes. Het is zeker niet alleen maar mooi. Zeker niet. Het is buitengewoon fijn én rauw en van de mensen: wat zij zijn diep in zichzelf, in hun kinderlijkheid die nooit volledig is; wat zij zien van de waanzin, wat zij ervaren van verlies, hoe wreed ze kunnen zijn en machteloos moeten toekijken tezelfdertijd, en hoe zij juist om die machteloosheid te wreken, zich te buiten gaan met zwakkeren; hoe de verveling op de loer ligt en onmiddellijk ook de wanhoop, hoe fijn die grens is en hoe men dan speelt, met soortgenoten, met dieren, met zichzelf. Daar heb ik niet meteen van terug. S heeft gelijk. Iedereen die het boek aandachtig leest, zal dit bevestigen. Maar heb ik dan het boek zó slecht gelezen? Net voor ik S’s mail las, maakte ik een notitie, op basis waarvan ik dan hier een stukje zou schrijven. Ik stelde vast dat Nieland volledig in het stramien van De avonden past. (Reves publicatiedebuut, maar het werd later geschreven.) Een seriële opeenvolging van gelijkwaardige scènes met op zich vrij onbeduidende situaties. Bootje in brand steken, kijken naar een begerenswaardig speelgoedtuig in een etalage, boodschappen schrijven en verstoppen, clubs stichten, enzovoort. In De avonden zijn dat, grosso modo, de bezoeken die op de opeenvolgende laatste avonden van het jaar worden afgelegd. Maar het gaat om een accumulatie. De spanning wordt stilaan opgevoerd, het is alsof Reve de spanschroeven aandraait. De sfeer van leegte, verveling, ontluikende perversiteit, onvermogen wordt schier ondraaglijk. En dan, opeens, helemaal op het eind, transponeert hij dat op de spits gedreven gevoel op een op zich onbeduidend voorwerp. In De avonden zijn dat de rode bessen van de wijn-die-geen-wijn-is die de moeder op oudejaarsavond opdient (‘bessen-appel’), in Nieland zijn het de pauwenveren. ‘Dat is de muur’, zei ik hardop, ‘en dit zijn de teilen. De cither is binnen, met het lied er op. En in de vaas zijn de pauweveren.’ (142) Dat ene zinnetje, die nuchtere constatatie – ‘En in de vaas zijn de pauweveren’, nog zonder tussen-n – vormt het orgelpunt van het hele drama. Het contrast tussen de onbeduidendheid van die dingen en het gewicht van het gevoel doet de kruik barsten. Je bent ongevoelig voor literatuur als je voor een dergelijke dramatische spanning niet zwicht. Nieland is niet zó sterk als De avonden, onder andere omdat Reve er nog niet aan de verleiding kan weerstaan om het gevoel dat hij tot uiterste spanning brengt te benoemen. Op dezelfde bladzijde, iets voor de geciteerde passage: ‘Ik wist dat de grote treurigheid verschenen was […].’ Ik denk dat hij dat in De avonden weet te vermijden. Daar zit alles nog veel meer tussen de regels. Het verschil tussen Boslowits en Nieland ligt vooral in het feit dat Boslowits meer ‘ergens’ over gaat. Ik bedoel maar: de buitenwereld is aanwezig. Reve laat heel subtiel de oorlog en de deportatie meespelen, zonder ze expliciet te vermelden. Kijk maar hoe hij tot twee keer toe heel summier en discreet verwijst naar het bombardement van Rotterdam (of is het Schiphol?): …de diepe slagen met lichtverschijnselen aan de zuidwestelijke horizon… (26) De stad aan de Maas zal verwoest worden… (31) Precies in dat niet-benoemen schuilt de grote kracht van dit verhaal. Ik ben geneigd – al is het natuurlijk geen wedstrijd – om die reden De ondergang van de Familie Boslowits te verkiezen boven Werther Nieland. Ook al, en hier kom ik al dichter bij een repliek op S’s opmerking, omdat in Werther Nieland de obsessionele thema’s van de latere Reve, die zó vervelend kunnen zijn, ja des te vervelender naarmate zijn Nederlands gaver is en zijn zinnen gepolijster zijn en zijn stijl glanzender – omdat daar die obsessionele thema’s al iets té nadrukkelijk aan bod komen. In Boslowits gebeurt dat, net als in De avonden (dat ik een meesterwerk vind), veel meer in bedekte termen. En daar kom ik op een interessant punt – waarop ik zonder S’s kritiek niet zou gekomen zijn. Schrijft Gerard Reve in Werther Nieland over iets buiten zichzelf, of is hij wat hij schrijft? Ik bedoel: natuurlijk gaat het in die novelle over alles wat S aanhaalt: Het is buitengewoon fijn én rauw en van de mensen: wat zij zijn diep in zichzelf, in hun kinderlijkheid die nooit volledig is; wat zij zien van de waanzin, wat zij ervaren van verlies, hoe wreed ze kunnen zijn en machteloos moeten toekijken tezelfdertijd, en hoe zij juist om die machteloosheid te wreken, zich te buiten gaan met zwakkeren; hoe de verveling op de loer ligt en onmiddellijk ook de wanhoop, hoe fijn die grens is en hoe men dan speelt, met soortgenoten, met dieren, met zichzelf. Maar is er voldoende afstand tussen de auteur en datgene wat hij schrijft? Schrijft hij over een jongetje dat dit alles observeert, of schrijft hij zijn eigen ervaringen van zich af en zijn wij het die deze zaken, deze schrijnende zaken, observeren? Dat is, me dunkt, een essentieel verschil. Het gaat over de vraag: is wat we lezen een tekst over een ziekte of is die tekst de ziekte? In die zin bedoelde ik het eigenlijk, dat het ergens over moest gaan. Het maakt Werther Nieland niet tot een minder goed boek indien hier een nog jeugdige psychopaat aan het werk is geweest – maar het heeft wel implicaties voor onze leeshouding en ons oordeel. De afstand tussen de auteur en zijn onderwerp speelt wel degelijk een rol. Het is in dit opzicht zeker belangrijk om weten dat Reve De avonden heeft geschreven nadat zijn psychiater hem had gewezen op de mogelijkheid dat dit zijn problemen zou verlichten. Gerard Reve, De ondergang van de Familie Boslowits / Werther Nieland, Amsterdam 1984 (16de, herziene druk)