dinsdag 19 mei 2009

dag 627

090505 dinsdag
6 wakker. Enkele bladzijden Mann. […] * Op weg naar het station een foto van een verkeersbord waaraan een pullover is opgehangen. Het bord krijgt daardoor iets van een gestalte. De grafische tekening op de borst en de kleur geven die gestalte zelfs iets priesterlijks.

* Trein van half 8. Manns dagboeken. Waarover gaat het eigenlijk? De vorderingen met het werk en de twijfels daarover. Gezondheidsperikelen, de ouderdom. Familiebeslommeringen: Erika, Bibi, Golo, Toni, Frido, Echo... Prettig klinkende namen maar daarom niet minder met sores beladen. De algemene politieke toestand. De receptie van het werk. Contacten met andere belangrijke personen. Reisbeslommeringen: hotelkamers en hotelvoorzieningen – vooral wanneer die niet voldoen worden ze vermeld. Lectuur. Meestal zijn deze notities niet zo belangrijk – slechts af en toe een opmerking die een licht werpt op de boeken waarmee Mann in die periode bezig is, onder meer Krull. Zo is het wel verhelderend te zien hoe enthousiast Mann is over een bezoek aan het Natuurhistorisch Museum van Chicago: die indrukken komen, ongetwijfeld zwaar aangedikt, rechtstreeks het hilarische museumhoofdstuk van de schelmenroman binnen. Ook relevant is toch hoe uit deze notities blijkt hoe moeizaam Mann leeft, hoe zwaar de leeftijd op hem drukt. De laatste stuiptrekkingen van seksuele vitaliteit worden angstvallig waargenomen. En hoe hij, hoewel wereldberoemd en in zijn volle omvang erkend (zij het niet altijd gewaardeerd), toch vooral ongelukkig is. Interessant is ook dat hij in die tijd nog kon worden aangezien en gerespecteerd als een intellectueel wiens woord er wel degelijk toe deed. En dat die tijd, de vroege jaren vijftig, volledig in het teken stond van de Koude Oorlog, waarvan we de impact en de dreiging nu lijken te onderschatten. * Tegenover mij op de trein twee jonge vrouwen met allebei een bevallig gezicht. De eerste wat boers, verwonderde ogen, grote neus – maar nagenoeg boezemloos. Ze werkt op een laptop. De tweede heeft een heel fraai gevormd gelaat met licht overhangende, ietwat Aziatische oogleden en een volle, sensuele mond waarmee ze kauwgum kauwt – een weinig elegante beweging die stilvalt wanneer de vrouw in slaap valt. * Bij het Hongaars cultuurhuis zie ik een man uit het raam van de eerste verdieping hangen. Hij rookt een sigaret en dat is tegenwoordig een zo marginale bezigheid dat het mij wel goed bij Hongarije lijkt te passen.
* Ik kom […] aan met de majestueuze eindnoten van het allegro van Mendelsohns eerste vioolconcert in mijn oortjes. [Wat klinkt dit pedant.] * Op de trein opnieuw Mann. De troosteloze uitzichtloosheid van het ouder worden. Letterlijk: het uitzichtloze, er is geen uitzicht meer. En wat voor een belang hebben in het licht daarvan de verwezenlijkingen van de laatste jaren? Het op handen gedragen worden, de algemene erkenning? Zo verlangd, bijvoorbeeld, naar het légion d’honneur, en dan is het daar opeens. Het is een droevige begankenis, deze lectuur. Maar een noodzakelijke want, jawel, ook de laatste jaren maken deel uit van het leven en zijn het waard te worden beschreven. * Op mijn weg van het station naar huis waaien de neervallende paardekastanjebloesems op mijn hoofd. * Thuis wacht mij een treurig makende mail […] * […] * Deze manier van dagboek houden bevredigt mij. Het laat mij toe nóg alerter te zijn, nóg korter op de bal te spelen. De inspiratie ervoor komt van Mann, dat is zeker. De inspiratie voor de vorm, bedoel ik. De inhoud, tja. Hoewel, bij Mann is het toch zeker ook niet altijd zeer verheven. Terwijl ik hier wel mijn best wil doen om de zaken juist en ook goed op ‘papier’ te zetten. * Het dagboek van Mann doet mij tot inzichten komen. Over wat nastrevenswaardig is in het leven. Over de onbestendigheid van bevlogen idealen. Je moet máken, je moet dóen. Veel meer is er niet. Een spoor nalaten? Ja, eventueel, het spoor bestaat alleen voor zover het door een ander wordt getraceerd. Het gaat veeleer om het nalaten van iets tastbaars, een massa. ‘Ik heb een steen verlegd in de rivier’ – ja dat heb ik altijd een mooi beeld gevonden. * […] * Op 5 februari 1953 schrijft Mann over de watersnood in Nederland. Een korte notitie maar, toch genoeg om in die ene zin ontzetting en mededogen te ventileren. De historische sensatie die dit bij de lezer teweegbrengt: het feit, algemeen bekend, de datum, en hoe dit bij een figuur met historische envergure een bedenking ontlokt… * Vandaag voor het eerst sinds een aantal weken weer meer dan veertig terugkerende bezoekers op de blog. * Ik ga […] rond een uur of 11 naar bed. Nog enkele bladzijden Houellebecq.