maandag 25 januari 2010

mijn woordenboek 242

AGNOSTICISME
Agnosticisme en atheïsme worden meestal, en uiteraard volkomen ten onrechte, tegen elkaar afgewogen. Dat lijkt mij het gevolg van een denkfout. Net zo min als kleurenblindheid iets te maken heeft met een eventuele voorkeur voor of afkeer van het fauvisme van Wouters of Gauguin (een kleurenblinde kan er net zo goed wel of niet van houden), of doofheid met een voorliefde of aversie voor de symfonieën van Beethoven (behalve misschien zijn laatste maar dan om extramuzikale redenen), of contactgestoordheid met een hang naar kouten aan een toog of fuiven in een feesttent of juist niet…– net zo min heeft ook de overtuiging dat er over een god of enig ander het menselijke tranendal transcenderend opperwezen niets te zeggen valt iets te maken met de stellige overtuiging dat iets dergelijks bestaat. Of niet bestaat. De agnost zegt enkel en alleen dat hij over de kwestie waarover de theïst en atheïst het hebben niets te zeggen heeft, dat hij zich aan dat debat onttrekt, dat hij daar eigenlijk niets mee te maken wenst te hebben. De consequente agnost verlaat het vertrek als twee of meer mensen er over God beginnen.

Ik weet over duivenmelken of macramé of polyfonie ook niets en dus zult u mij daarover niets horen zeggen. Over de schoenmakerij ook niet en dus ook niet over leesten. Ja, ik ben agnost – maar daarmee heb ik niets gezegd over het bestaan of het niet-bestaan van God of een god. Wat ik overigens een weinig interessante kwestie vindt. Er is genoeg transcendentie diesseits om mijn leven al zeven keer zinvol te vinden – en ik heb er maar één.

Het zal u zijn opgevallen, en mij ook trouwens, dat er in mijn voorbeelden enkele deficiënties opduiken. Dat is min of meer spontaan gebeurd, maar nu laat ik ze wel weloverwogen staan. Blind, doof, gestoord… Het lijkt wel op een gebrek te wijzen, over God niets te kunnen of te willen zeggen… Of zijn integendeel zij die het wel doen kierewiet, verdoofd (al dan niet door het opium dat de godsdienst voor het volk is), verblind eventueel? Vraag is alleen waardoor men verblind zou kunnen zijn? Door Gods goedertierenheid? Ik weet het niet, hoor. Als God bestaat, dan moet het een wezen zijn, een iets, een entiteit, die zelf veeleer deficiënt is: doof voor onze klachten, blind voor wat hij aanricht, op en top het noorden kwijt en vooral: contactgestoord en eenzaam.

Ja, dat geloof ik wel, die uitspraak wil ik over God wel maken. Dat, als hij bestaat, hij eenzaam moet zijn.