zaterdag 27 februari 2010

dag 904 – 100205 – vrijdag

Wat had die kerel een opzichtige cravatte, zeg! Hij leek wel een bobo ban RFC Anderlecht, met dat mauve et blanc. Zijn haar geföhnd, zichtbaar op zijn gemak, om niet te zeggen in zijn nopjes, naast die schlemielige bisschop van Brugge. Ze deden goede maatjes, die twee – de VRT-Afrikaspecialist smeerde de prelaat vakkundig stroop aan de tabbaard, je moest er enkel nog de missiepost, een witte tropenhelm en de hutten met strooien dakjes bij denken.

Aan de andere kant van de tafel zat de uitdager. Kardinaalsrood strijdhemd, hij was in elk geval veel smaakvoller gekleed dan zijn opponent en dan monseigneur. Hij keek zorgelijk – of was het sceptisch? – terwijl hij luisterde, of juist niet luisterde, had ik de indruk, naar de hersenspecialist van het eerste item die uitlegde hoe je moest communiceren met comateuzen. Ja, ik had die indruk: de indruk dat wat die hersenspecialist communiceerde over hersenen meteen in de vorm van minuscule stroomstoten en organische varianten van bits en bytes aan een eindeloze dwaaltocht begon door het kronkelende nanodoolhof van synapsen en dendrieten onder des uitdagers onder het genadeloze studiolicht blikkerende schedelpan. Om daar uiteindelijk in een of andere doodlopende steeg of vergeten kamer te worden achtergelaten, en onder het stof van vele jaren Congostudie en dagelijkse beslommeringen van welke aard ook te worden bedolven.

Toen die neuroman zijn hersenmaquette bovenhaalde, bespeurde ik in de ogen van de uitdager niets méér dan een flauwe afspiegeling van de zweem van een belangstellende glinstering. Maar ook die flauwe afspiegeling vervaagde spoedig, zo druk leek de kardinaalrode uitdager het te hebben met het inwendig voorbereiden van de speech waarmee hij het peilloze heir van belangstellenden in de talloze huiskamers zou overtuigen dat ze beter wat kritischer zouden luisteren naar wat die Peter Verlinden hun, zij het dan wel meestal zonder mauve cravatte, telkens opnieuw voorschotelt vanuit een of andere gore achterafbuurt in Boma waar hij nog maar eens een nazaat of verre bloedverwant had opgeduikeld van iemand die er ooit was bijgeweest, op die rondetafelconferentie waar de Congolese onafhankelijkheid was geregeld. Zij het op de derde, of vierde, rij.

Inhoudelijk moet ik hier zeker niets uiteenzetten, het is beter te verwijzen naar het heldere artikel van Ludo De Witte op de Werktitel.be. (En naar de repliek daarop van Peter Verlinden, en eventueel ook de commentaar van Marc Reynebeau.) Maar ik wil de uitdager wel een paar adviezen geven waarmee hij een eventuele volgende keer zijn profijt kan doen want ik had niet de indruk dat zijn boodschap goed is overgekomen.

Nu moest Ludo De Witte wel afrekenen met twee grote handicaps. De eerste was dat Peter Verlinden een thuismatch speelde, de tweede dat de materie veel te complex was voor de hapsnap huisstijl van het praatprogrammaatje ‘Phara’ waarin hij was terechtgekomen. Hij zat daar wat verloren aan dat uiteinde van de tafel, half verscholen achter de breinspecialist, ver van prelaat en persbobo.

Toen ‘Phara’ hem vroeg of hij boos was, wist ik dat de strijd verloren was. Zij bezegelde zijn lot: de mensen zouden niet meer begrijpen wat hij eigenlijk had willen zeggen en zouden geloven dat hij écht kwaad was en dat is iets wat ze niet graag hebben zo vlak voor het slapengaan.

Het was al slecht begonnen voor De Witte, nog voor hij aan het woord was gekomen. Verlinden had al een paar punten gescoord door twee of drie keer iets te zeggen tijdens het gesprekje met de bisschop, terwijl zijn uitdager afzijdig was gebleven. Verlinden verscheen dus min of meer opgewarmd in de ring, terwijl De Witte koud moest starten.

De merde was natuurlijk dat ze met dat filmpje afkwamen. Hoe kon Ludo De Witte nu in de hem toegemeten twintig seconden samenvatten wat hij in zijn tekst voor de Werktitel zo haarfijn had uiteengezet? Hij vermeed zorgvuldig het noemen van al te veel namen van personen of partijen: mensen die daar nog nooit van hadden gehoord zouden daarin toch maar hun weg verliezen, en dus hun interesse – als ze die al hadden voor die veraffe zaak waar niemand nog van wakker ligt. Daar deed hij dus goed aan. Maar het probleem was, denk ik, dat hij niet tot zijn ‘plan B’ kwam. Hij bleef steken bij een vage kritiek aan het adres van Verlinden, die met een demagogische schouderklop pareerde: ‘Ach, die Ludo, hij is heus niet boos hoor, wij gaan straks samen een pint drinken en dan praten we het wel uit.’

Nochtans kreeg Ludo De Witte een open doelkans voorgeschoteld. Een vreselijke blunder in de RFCA-verdediging, een foute terugspeelbal zeg maar: hij had hem er maar in te leggen. Maar hij benutte de kans niet, waarschijnlijk was hij te verrast. Het was hybris van Verlinden om te zeggen wat hij voor de camera’s niet hoorde te zeggen. Namelijk dat de historische waarheid er niet toe doet als het er op aankomt om de aandacht van de kijker gaande te houden. Met andere woorden: Verlinden gaf open en bloot toe dat zijn nieuwsgaring, zijn arbeid als integere en objectieve journalist, ja zelfs als historicus, op een even platte manier onderworpen is aan de wetten van de kijkcijfers als bijvoorbeeld ‘De slimste mens ter wereld’ – hetgeen hij hier duidelijk even niet was.

Kijk Ludo, hier had je die kerel kunnen oprollen. Maar je deed het niet. Waarom weet ik niet, ik neem toch aan dat je die man niet wou spáren voor de draagwijdte van zijn eigen stommiteit.

De kans ging voorbij en het gesprekje ging voorbij. De uitdager deed nog een poging om duidelijk te maken waar het hem om te doen was – maar ik geloof niet dat de doorsnee kijker daar iets wijzer van werd. Die dacht waarschijnlijk: ach, straks gaan die twee dat samen tussen pot en pint oplossen, wat zou ik mij daar druk om maken. De ‘straks pakken we samen een pint’-opmerking was een meesterzet van Verlinden.

Hoe had De Witte het dan wel moeten aanpakken? Hij had een superkort statement moeten voorbereiden. Hij had moeten weten dat ze met dat filmpje gingen afkomen. Hij had al moeten warmlopen tijdens het gesprekje met de neuroloog en het gesprekje met de bisschop. Hij had niet zo ‘boos’ mogen kijken. En dan had hij die mauve Vermeulen met één quote moeten neersabelen.

Maar ja, zo werkt het niet. Die spots branden genadeloos; die geföhnde bobo slijmt bij de prelaat en doet alsof hij alles weet van hersenchirurgie; hij speelt onder één hoedje met de ankervrouw… De luttele minuten die voor dit item werden uitgemeten en het momentum gaan voorbij en daar start al het muziekje van de eindgeneriek; zeventig jaar kolonialisme en vijftig jaar onafhankelijkheid rollen met ondraaglijke lichtheid weg in de grote vergeetput van het televisuele geheugen.