vrijdag 24 juni 2011

wolken 111-121

Jonathan Coe, De regen voor hij valt



111
De zon die vanochtend zo verblindend was geweest, had zich allang verborgen achter dikke lagen grijze wolken, die zwanger waren van sneeuw. (25)


112
Ik weet nog hoe ik onder aan de trap in de gang naar dat raam zat te kijken hoe het zonlicht erachter lichter en donkerder werd als er wolken voorbijdreven. (35)


113
De wassende maan was in het laatste kwartier, maar ging verscholen achter de wolken. (52)


114
De wolken waren uit elkaar gedreven en de maan overgaat alles met een kwikzilveren licht. (54)


115
De foto is vanaf een hoge berg genomen die uitkijkt over de baai, op een betrokken dag, met een heleboel stapelwolken. (99)


116
Tussen de wolken trekt net een klein gaatje van lichtblauwe lucht open of dicht, het lichtste blauw dat je je voor kunt stellen. (99)


117
Ze hield haar hand beschermend boven haar ogen, tuurde naar de bergen en zei: ‘Moet je die wolken zien. Als die deze kant op komen, krijgen we noodweer.’ (133)


118
De lucht erboven is lichtblauw, met allemaal vederwolken. (137)


119
Later, toen het buiten bewolkt was geworden en het kil werd in de kamer, stond ik op, pakte een deken van Thea’s klerenkast af en legde die over ons heen. (154)


120
Wolken. Witte wolken die langs een lichtgrijze hemel trekken. De hemel omlijst door dat glas-in-loodraampje in Thea’s kamer, aan de achterkant van dat treurige, mooie huis. Ik kijk naar de patronen, de steeds veranderende patronen die ontstaan en weer verdwijnen, terwijl de lange middag vrijwil in stilte verglijdt. Af en toe een gil vanuit de tuin, het geluid van de kleintjes die opgaan in hun spel. Thea slapend naast me: zo jong, zo kwetsbaar, zo overstuur. Het gewicht van haar lichaam op mijn arm, en de wolkenpatronen die ontstaan en weer verdwijnen. Wit tegen grijs, en het gewicht van haar lichaam… (157-158)


121
Dat fletse, armzalige winterzonnetje probeerde al bijna een uur door de wolken heen te breken toen jij ten slotte weer wakker werd. (182)