vrijdag 9 september 2011

onweerstaanbaar

Drie elfjarige jongens in Italië, 1978: het jaar dat de Brigate Rosse met de brutale moord op Aldo Moro hun grootste triomf beleefden, het jaar van een verloren halve finale op het wereldkampioenschap voetbal ondanks de geniale flitsen van Paolo Rossi, maar ook een jaar zoals alle andere jaren: met de miserie van alledag, de misère op school, de gang naar het strand en de gesubsidieerde idiotie op de televisie. In dat jaar zonderen die drie elfjarigen zich af, ze ontdoen zich van de conventies, ze scheren zich kaal, ze geven zichzelf nieuwe namen, ze construeren een nieuwe taal. En ze ontdekken dat, als je dat alles maar met voldoende branie en overtuiging doet, de mensen niet anders kunnen dan het te aanvaarden: de vrijheid die op die manier wordt verworven, is in principe totaal. Waartoe dat leidt, weet ik nog niet – ik ben nog maar halfweg in De materiële tijd van Giorgio Vasta (‘Een van de belangrijkste romans van de laatste tien jaar’, aldus de quote uit Times Literary Supplement, aangehaald op het achterplat, dat misschien wel iets te veel van dat ‘waartoe’ prijsgeeft) – maar wat ik wel weet, inmiddels, is dat ik hier te maken heb met een volstrekt nieuwe schriftuur, met een auteur die – nochtans als romanschrijver een debutant – op indrukwekkende wijze een universum oproept, misschien een autistisch en eng, begrensd universum maar toch een universum, een waarin alles hecht verweven is en waarin een specifieke, strenge logica heerst. Hij doet dat met een ongemeen grote aandacht voor zintuiglijkheid, met een talent voor het leggen van ongekende verbanden, en met een gevoel voor muzikaliteit en ritme dat ook in de vertaling van Marieke van Laake overeind blijft. Die ongekende verbanden maken nieuwsgierig, en dat ritme drijft de lezer onweerstaanbaar verder.