vrijdag 7 oktober 2011

debuut 40

De achterkant van flatgebouwen

Reinout Verbeke (1981) sluit zijn debuut De achterkant van flatgebouwen af met een speelse e-mailconversatie met dichter Miguel Declercq. Declercq steekt daarin van wal met de provocatie ‘Iedereen schrijft poëzie’ en hij neemt ook de negen volgende verzen voor zijn rekening: ‘De jongen op de bühne schrijft sonnetten, / het meisje met de vlechten / kutgedichten.’ Enzovoort. En dan moet Reinout Verbeke aansluiten op ‘ook ik schreef waarschijnlijk nog altijd gedichten’. Verbeke kwijt zich (in cursief) met branie van zijn taak:

ook ik schreef waarschijnlijk nog altijd gedichten
volgens het bekende procedé:


Zestien regels waarin wij over dat procédé niets essentieels vernemen verder zucht hij: ‘Iedereen / vindt wat van poëzie.’ ‘Al kan ik je zo een-twee-drie / niet zeggen wat precies.’, borduurt Miguel Declercq daar op voort. En zo freewheelen beide dichters nog een tijdje door, blijkbaar zonder goed te weten waar het hen heen zal voeren. De een probeert zijn door de ander niet opgenomen trouvaille over die jongen en dat meisje op het podium een tweede keer uit, maar merkt dan bij de volgende beurt dat het toch niks wordt. Dit noopt Verbeke tot volgende tussentijdse evaluatie: ‘Spoorslags verglijdt dit in een andere cadans’. En Declercq vult aan: ‘en na verloop van tijd lijkt het wel proza.’ Een beetje verder haalt Verbeke het palindroom ‘Koortsmeetsysteemstrook’ uit de kast – het wordt meteen ook de titel van dit e-mailgedicht, dat nog een tijdje voortdobbert, tot Declercq besluit:

Iedereen schrijft poëzie,
ook al is het maar
voor even.


Tja. ’t Is me een beetje luchtigjes, allemaal.

Hieraan is een bundel voorafgegaan met gedichten waaraan ik vaak, ook al lees ik ze een-twee-drie keer, geen touw kan vastknopen en die me, als ik daardoor geïrriteerd raak, doen vrezen dat, inderdaad, iedereen poëzie schrijft en dat op een manier die ‘poëzie gratuit’ doet zijn (een citaat uit het tweede gedicht in de cyclus ‘Kerfdierliefde’) – waarbij ik me zeer wel bewust ben van het mogelijke weerwoord dat, jawel, iedereen daar ook iets over denkt te moeten denken.

Maar goed, daarvoor zijn we hier.

Ook in zijn serieuzere of serieuzer bedoelde gedichten blijft Reinout Verbeke aan de oppervlakte, ik krijg niet de indruk dat hier in de diepte wordt gewerkt.

In het gedicht ‘De’ – waarom heet het zo? – licht de nieuwe dichter zijn werkwijze toe:

Boom is de som van alle vogels
die de boom hebben bewoond
plus hun niet uitgevoerde vluchten
hun mislukte paringsdans, hun uit het nest
getrapte eieren.

Vogel is pas vogel als hij ziet
hoe zijn vleugels verdacht
op jonge takken lijken, zijn veren
vallende bladeren zijn.

Zo wortelt de vogel
vliegt de boom – twee bewegingen
elkaar kruisend

Op die manier: het gedicht

Dat is me iets te uitleggerig. Als Verbeke het bij die eerste twee strofen had gelaten, zou het ook duidelijk zijn geweest dat hij heeft ontdekt dat poëzie kan voortkomen uit de vermenging van registers.

Tiens, nu pas zie ik een mogelijke reden voor die titel ‘De’!

Af en toe – maar te weinig! – dringt Verbeke tot hogere regionen door. Bijvoorbeeld in ‘De val van Ikaros’ waarin Daedalos, de vader, zijn zoon in het water ziet plonzen:

Vader fladdert angstig veertjes van zoon achterna
Volgt zijn spoor dat zienderogen vervliegt

Maar geen nood,

Ikaros hees zich toen proestend uit het taalbad, maakte zich
uit de voeten, wreef zijn gladde torso droog


De val was een ‘[s]chijnval’ want ‘Ikaros is een kunstspringer’. Deze geboorte uit de (moeder)taal is een overwinning op de vader, voor wie dit een ingrijpende ervaring is, zoals we lezen in het gedicht ‘Scrabble’: ‘Een kind woelt een vader om / tot nooit nog dezelfde man’.

Op de bijgevoegde cd declameert – en af en toe: zingt – Reinout Verbeke tien van de in de bundel opgenomen gedichten, ‘De val van Ikaros’ is er een van. Hij doet dat samen met de groep Reinout met Nevenwerking, op stevige en kundig gemixte, door Francis Vanbrussel gecomponeerde deuntjes die vaak repetitief en rustig beginnen met een enkele melodielijn, zich vervolgens uitvouwen, om naar het einde toe te ontsporen in fors gitaargeweld.

Reinout Verbeke
De achterkant van flatgebouwen
De Bezige Bij, Amsterdam, 2011
incl. cd / 56 p. / € 19,95

deze recensie verscheen eerder dit jaar in de Poëziekrant