zaterdag 30 juni 2012

schrikkel 171

Groot is mijn bewondering en waardering voor al wie zich inzet voor diegenen die het iets minder goed getroffen heeft met de genenloterij. Verplegers zijn de heiligen van deze hyperfunctionalistische tijd waarin onnutte elementen (niet alleen zwakzinnigen, mindervaliden, andersvaliden, personen met een handicap of hoe je ze ook eufemistisch wilt noemen, maar ook bejaarden en zieken) nog net niet vakkundig worden geëlimineerd maar dan toch evenzeer vakkundig in tehuizen, homes, gestichten, verzorgingsinstellingen en hospitalen worden weggestopt. Verplegers doen nu wat zusters een paar generaties lang hebben gedaan. De nonnen deden het uit liefde en gesterkt door hun geloof, de lekenverplegers doen het om de centen maar evenzeer – dat kan niet anders want anders kun je dit niet goed doen en volhouden – uit liefde. En misschien worden ze daarbij ook wel gesterkt door een geloof of alleszins door een humanistische overtuiging of antropofiele instelling.
Vroeger liepen de ‘zotten’ onbegeleid op straat, ze hadden hun plaats in de gemeenschap. Ik herinner mij nog dat er in Oedelem in de vroege jaren zeventig een dorpsgek rondliep. Die mens voelde zich opgenomen, hij werd geholpen of getolereerd, hij werd uitgelachen door kwajongens maar die werden daarvoor op de vingers getikt en leerden zo dat niet alle mensen even normaal zijn en tegelijk dat ze wel allemaal aanspraak kunnen maken op hetzelfde respect – en dat is iets wat verloren is gegaan door de segregatie waaraan de zogenaamd ‘abnormalen’ tegenwoordig worden uitgeleverd.
Ik stel me vragen bij dat onderscheid tussen normaal en abnormaal. Ik weet wel dat men er stilaan van aan het terugkomen is, maar het onderscheid tussen opsluiten en vrij laten rondlopen is veel te brutaal. Als we sommigen abnormaal noemen, dan kan dat alleen op basis van het axioma dat de meerderheid normaal zou zijn. Maar is dat wel zo? Het lijkt mij veel verdedigbaarder dat iedereen min of meer abnormaal is, dat het verschil tussen normaal en abnormaal geen zwart-witverschil is maar veeleer een gradueel continuüm. Wij, die onszelf gezond van geest achten, kunnen leren van de waanzin die sommigen nadrukkelijker kenmerkt dan ons.