zondag 30 september 2012

los ingeslagen 23

30 augustus 2012
 
Ik was opgeroepen om op de Dienst Bevolking mijn nieuwe identiteitskaart af te halen (die de vorige, nog maar net nieuw overigens, die in mijn kwijtgespeelde brieventas stak, moest vervangen) maar ik was niet de enige en dus moest ik een nummertje ‘trekken’ en plaatsnemen op de stoelen voor het kantoor. Ik zat er eerst naast een Japanse toerist die in zijn iPhone zat te schreeuwen, tot mevrouw X. (ik ken haar naam niet) in de rij voor de mijne ook kwam zitten wachten. Ik ging naast haar zitten: om aan de Jap te ontkomen maar ook voor een babbel.
De laatste maanden dat ik in het appartement 4b woonde, woonde mevrouw X. daar ook. Ze was erg vriendelijk, een beetje eenzaam ook, had ik de indruk. Als we elkaar zagen, wisselden we altijd net iets meer uit dan die obligate begroeting. Maar dit keer kwam ik meer aan de weet. Ik had haar vorige week zien verhuizen.

Ze had zich twintig jaar geleden ingeschreven op de wachtlijst om in het Begijnhof te gaan wonen. En nu is ze eindelijk aan de beurt. Ze is nu 76 jaar oud, nog wel kranig en gezond, maar het is toch niets te vroeg. ‘Ik kreeg twee dagen om te beslissen. Het was nu of nooit. Hoe graag ik ook op het appartement woonde en hoezeer ik ook tegen alweer een verhuizing opzag, ik heb mijn kans gegrepen. En nu ben ik al heel blij dat ik het gedaan heb. Ik heb altijd genoten van het uitzicht op het park aan de overzijde van onze straat, maar daar heb ik mijn eigen tuintje. En natuurlijk het uitzicht op de populieren van de Begijnhof-binnentuin.’ Ik vraag haar wat ze zoal doet. Ze vertelt dat ze wandelt in een wandelclub, en dat ze anders altijd alles te voet doet. Of met de bus, bijvoorbeeld als ze naar Oostkamp moet, waar haar zus in een instelling woont. Ze verzorgt haar zus. Die lijdt al meer dan een kwarteeuw aan MS. Het is al die tijd redelijk goed gegaan, maar nu is ze sinds een paar jaar volledig verlamd. Mevrouw X. gaat er elke dag naartoe. Ze komt uit een gezin met acht kinderen (of waren het er dertien, ik luisterde even niet goed toen er opnieuw een nummer werd afgeroepen – het was bijna mijn beurt). Ze had goede ouders, haar moeder werd 99 jaar, haar vader 80. Ze woonden in Moere, bij Gistel, alle kinderen dicht bij elkaar. Een hecht gezin. Mevrouw X. is, denk ik, nooit getrouwd. Heeft ook nooit kinderen gekregen, vermoed ik dan. Ze zou het anders zeker al hebben gezegd. Ik durf het niet te vragen.
Een nummer wordt afgeroepen: het mijne. Ik neem afscheid van mevrouw X. Ik vraag mij af of ik haar nog ooit te zien zal krijgen. Ik kom nooit in het Begijnhof, en ook nooit in Oostkamp. Misschien zie ik haar nog eens op straat voorbijwandelen.