maandag 5 november 2012

schrikkel 296

De herfst verandert de boomkruinen aan de andere kant van de straat in kleurige spektakels die mij niet helemaal onberoerd laten maar waar ik toch met een zekere matheid van geniet: de natuur mag dan nog op zekere tijdstippen fotogeniek worden, zij is per slot van rekening niet meer dan een geheel van onpersoonlijke processen en alles wat wij erin zien is een vorm van – weliswaar onschadelijke maar toch – sentimentaliteit. Ik beplak geen flessen met kleurige bladeren. En de tijd dat ik herbaria aanlegde met tussen krantepapier geperste en gedroogde bladeren van de witte abeel en de zwarte els is onherroepelijk voorbij. Mijn buurvrouw denkt er anders over. Ik dacht tot nu toe dat voor haar de herfst een kwelling is, maar het tegendeel blijkt waar.
Ik dacht dat voor haar de herfst een kwelling is want vanaf het moment dat het eerste steeltje zijn tak loslaat en het blad neerwaarts dwarrelt, staat mijn buurvrouw al met veger en blik klaar om het trottoir voor haar deur, maar ook de parkeerstrook, het fietspad, het dubbelbaanse wegdek, het fietspad en de parkeerstrook aan de overkant van de straat en zelfs de aangestampte berm onder de eerste bomen van het park bladvrij te houden. Neurotisch tot en met, dacht ik want zo’n kruin telt wel tienduizend bladeren en die vallen één voor één in haar jachtdomein. Een jaarlijks weerkerende periode van onvrijheid, dacht ik, die voor dit mens toch niet anders dan een psychische tortuur kan vormen.
Dacht ik. Want vandaag zag ik haar, met tintelende ogen, wederkeren van de overkant van de straat met drie of vier knalrode bladeren tussen de vingers van haar niet de stoffer en het blik dragende hand.
‘Kijk eens hoe prachtig rood deze bladeren zijn,’ spreekt ze me bezwerend toe. Ik kijk met gespeelde verwondering want stilstaan bij het jaarlijkse kleurpotwonder van deze gekartelde stikstof- in zuurstofomzetters – want dat zijn bladeren per slot van rekening – is voor mij op dit moment niet aan de orde: ik heb boodschappen uit de auto te laden en per slot van rekening is dat mens knetter. Maar dan verrast mevrouw mij met de mededeling: ‘Ze zijn dit jaar roder dan andere jaren.’
Kijk, dát is het ogenblik waarop ik voor haar een vorm van mededogen opvat.