vrijdag 23 november 2012

suikerspin

Suikerspin is een goed gedocumenteerde, stevig opgezette en fraai geschreven roman maar het is geen grote literatuur.

Erik Vlaminck vertelt, puttend uit archieven en zich baserend op interviews, het verhaal van een kermisclan dat op het eind van de negentiende eeuw begint met middeleeuwse praktijken (het tentoonstellen van ‘fenomenen’) en dat eindigt met een snoepkraam en met het nostalgisch restaureren van een paardjesmolen. Begin eenentwintigste eeuw is het kermisleven totaal veranderd. De mensen lenigen hun honger naar ‘fenomenen’ liever met de tv en de computer, de kinderen zijn allang niet meer geïnteresseerd in de veel te statische dynamiek van de paardjesmolen. De fantasie, die nodig is om op een kermisattractie weg te dromen en om in een rariteitenkabinet te leren dat de wereld groter en vreemder is dan de eigen voortuin en achterkeuken, is dood. Erik Vlaminck schetst in Suikerspin bijzonder goed de teloorgang van het authentieke kermisleven waarin de mensen zich nog konden vergapen aan een vreemdheid die ons nu enkel nog verveelt en aan prikkels die vandaag hoogstens nog meewarigheid vermogen op te wekken.
Erik Vlaminck tekent heel duidelijke karakters zonder zich aan karikaturalisme te bezondigen, hij schrijft een zeer geloofwaardig volks Vlaams, hij toont zich een meester in de beheersing van uiteenlopende taalregisters, hij zorgt voor een beheerste dosis spanning en sentiment, hij giet zijn verhaalstof en verzameld materiaal in een vernuftige structuur, hij toont op nog wel een paar andere manieren dat hij een goed verteller en schrijver is.
Maar in literair opzicht is Suikerspin weinig relevant. Deze roman blijft te zeer een documentair boek, de auteur bedient zich te nadrukkelijk van een klassiek instrumentarium. Erik Vlaminck is geen (post)modern auteur en dat maakt hem tamelijk irrelevant.
Zoiets is gemakkelijk te beweren maar lastig te staven. Ik probeer het aan de hand van een vergelijking met een ander boek dat ik onlangs las, het zeer relevante Alsof het voorbij is van Julian Barnes. De toevallige opeenvolging van deze twee boeken in mijn lectuur levert enkele onverwachte inzichten op. Hoezeer beide boeken ook onvergelijkbaar zijn, er is toch een zeer opvallend punt van overeenkomst. En precies die overeenkomst legt de grote kwaliteitsverschillen en het verschil in actuele relevantie tussen beide auteurs bloot.
(Hier moet ik een waarschuwing inlassen: hoewel ik mijn best zal doen zo weinig mogelijk te verklappen, riskeer ik vanaf hier een deel van zowel Barnes’ als Vlamincks plot prijs te geven.)
Het opvallende punt van overeenkomst waarover ik het heb, is het feit dat in beide boeken de kwestie van de juiste toewijzing van een ouderschap een prominente plaats inneemt. Deze kwestie vervult in Vlamincks boek niet, en bij Barnes wél een essentiële rol. Vlamincks vertelling blijft vooral een documentaire, sociologisch-volksculturele schets en een psychologische vertelling over de ontwikkeling van een kermiskramersfamilie, Barnes tilt zijn verhaal naar een (moraal)filosofisch niveau en – vooral – hij creëert een veel hechtere eenheid tussen inhoud en vorm. De roman van Erik Vlaminck had in veel opzichten ánders kunnen zijn, bij het boek van Julian Barnes krijg je veel meer het gevoel dat het in al zijn onderdelen noodzakelijk is zoals het is. En laat die noodzakelijkheid nu net een kenmerk zijn van grote literatuur.
Bij Barnes is de kwestie van het verkeerd ingeschatte ouderschap – niet X is de moeder van Y maar wel Z, en ik mag hier echt niet meer verklappen – in tegenstelling tot Vlaminck essentieel voor wat hij, Barnes, ons te vertellen heeft: hoe een persoon na vele decennia in grijze middelmaat te hebben geleefd kan – kán – ervaren dat hij door een gebrek aan empathie een cruciale episode in zijn leven verkeerd heeft ingeschat en daardoor een aantal geliefde personen onrecht heeft aangedaan. (Moraal)filosofische dimensie van dit gegeven: je kunt de gebeurtenissen niet ongedaan maken, net zo min als je op voorhand kunt voorspellen hoe je later op je leven zult terugkijken – maar misschien kun je, door een verlate empathie, alsnog tot een zinvolle inkeer komen en de kwaliteit van je leven tot een hoger niveau tillen. Van dat alles niets bij Vlaminck. Daar laat de kwestie van het verkeerd ingeschatte ouderschap mij redelijk onverschillig: niet X was de moeder van Y maar Z, en ja, so what? Aan die kwestie is in Suikerspin geen morele of filosofische dimensie verbonden.
Barnes’ roman gaat over ethiek, geschiedschrijving, waarheid en fictie, geheugen en nog meer gewichtige en universele thema’s. Vlaminck heeft het over kermis, uitbuiting van mismaakten en sukkelaars, de ruwe omgangsvormen in een welbepaalde omgeving. En hij betrekt in zijn roman niet, of in elk geval veel minder dan Barnes, de problematiek van het schrijven zelf.