zaterdag 27 april 2013

Joseph Conrad, Hart der duisternis


Sommige boektitels duiken opvallend vaak op in mijn lectuur; er wordt zo vaak naar verwezen dat je gerust kunt stellen dat het gaat om literaire werken met een iconische of paradigmatische status – of hoe moet je dat zeggen. Je móet ze, voor zover dat al niet is gebeurd, gelezen hebben. De Ilias van Homeros is zo’n boek. Of Don Quichote (1615) van Cervantes. Gargantua en Pantagruel (1532) van Rabelais. Het Leven en de Opvattingen van de Heer Tristram Shandy (1767) van Laurence Sterne. Les Rêveries d’un promeneur solitaire (1778) van Rousseau. Madame Bovary (1856). Alice in Wonderland (1865). En ik vergeet er vele andere. Wellicht is Heart of Darkness (1899) van Joseph Conrad een van de laatste boeken in dat rijtje want, zoals we weten, de tijd van de Grote Verhalen is onherroepelijk voorbij.

Ik had Heart of Darkness (Hart der duisternis) nog niet gelezen, hoewel onder meer W.G. Sebald mij in De ringen van Saturnus daartoe had aangezet. Of ook Ferdinand Céline, die zich overduidelijk door Conrad liet inspireren voor Reis naar het einde van de nacht. Ook bij de lectuur van De droom van de Ier van Mario Vargas Llosa kan Conrads boek van pas komen. En dan heb ik het nog niet gehad over een goed begrip van Apocalyps Now van filmregisseur Francis Ford Coppola.

Het kan niet anders of een boek dat zo vaak door anderen wordt opgepakt, moet op zeer voorbeeldige wijze een gevoelige snaar raken.

Conrad vertelt een vrij eenvoudig reisverhaal met concrete personen, maar zijn perspectief is eigenlijk veel breder: hij heeft het over de kolonisatie en de rechtvaardiging daarvan in de publieke opinie, en uiteindelijk over de condition humaine, over hoe mensen werkelijk blijken te zijn wanneer het laagje beschaving dat zij met zich meevoeren onder druk van de omstandigheden in het ‘hart der duisternis’ (door toedoen van klimaat, gevaar, angst, hebzucht, eenzaamheid, verveling) wegvalt en hun ware aard, hun ‘duisternis des hartes’, bloot komt te liggen.

De centrale metaforiek waarvan Conrad zich bedient, is de tegenstelling tussen licht en duisternis. De blanke schipper Marlowe voelt zich aangetrokken tot de witte plekken op de kaart. Niet alleen zijn huidskleur is blank, ook, bij manier van spreken, zijn hart of geweten is dat: hij is onschuldig en naïef. Hij wil de nog niet ontdekte gebieden inkleuren. Hij laat zich meeslepen door het missioneringsverhaal, en begrijpt pas later, door wat hij te zien krijgt, dat het een ideologische leugen is. De ondernemers, die uiteraard alleen op geldgewin uit zijn, wenden voor de zwarten uit de donkerte van hun bestaan te willen optillen naar het helle licht van de blanke, westerse, christelijke en verlichtingswaarden, de vooruitgang en de unieke waarheid, en op die manier hen af te helpen van de duistere krachten van bijgeloof en kannibalisme. Zij spannen in dit streven de Kerk voor hun kar. Maar in werkelijkheid weegt natuurlijk de agenda van de ondernemers het zwaarst door: hun is het om het ivoor te doen, de witte grondstof die zij uit het hart van de duistere jungle snijden en die een licht werpt op de morele duisternis in hun eigen hart.

Marlowe moet Kurtz opsporen. Kurtz, die diep in het binnenland een handelspost beheert en die net als Marlowe met een bevlogen inspiratie was vertrokken, maar die zou zijn ontaard tot een gewetenloze schurk. Marlowe komt te laat om Kurtz levend terug naar de zogenaamde beschaving te brengen en beseft dat hij uit deze hel weg moet als hij zijn eigen geweten wil vrijwaren. Hij keert terug naar het vaderland, waar hij ervoor kiest om de verloofde van Kurtz, die resideert in een duister huis, niet te informeren over Kurtz’ ware aard. Hij laat de duisternis van de leugen en de illusie primeren op het licht van de waarheid.

Conrad lijkt met zijn – vanwege de klare taal, de pregnante beelden, de ingehouden woede – indrukwekkende parabel te suggereren dat na de gruwelijke praktijken van de kolonisatie het – tot dan veronderstelde – licht van de waarheid onherstelbare schade heeft opgelopen. Dat is de reden waarom hij in zijn boek de rouw een belangrijke rol laat spelen. (En dat is, vast en zeker, de reden waarom W.G. Sebald in De ringen van Saturnus Conrad zo’n prominente rol laat spelen.) Het licht van de verlichting (vroeger, voor de recentste spellinghervorming, werd de naam van dát Grote Verhaal nog met hoofdletter geschreven) blijkt op een onomkeerbare verduistering uit te draaien.