dinsdag 28 mei 2013

Mario Vargas Llosa, De droom van de Ier


De droom van de Ier brengt het levensverhaal van de Ierse antikolonialist en nationalist Roger Casement, die in 1915 in Londen werd ter dood veroordeeld wegens landverraad in oorlogstijd.

Helemaal achterin dit als ‘roman’ (titelblad) voorgestelde boek, in de epiloog (waarin ook dankbetuigingen staan en een bibliografie, wat dan weer weinig roman-achtig is), stelt Mario Vargas Llosa zich uitdrukkelijk voor als 'romanschrijver'. Hij heeft het op dat ogenblik over de dagboeken van Roger Casement, meerbepaald over zijn interpretatie van het feit dat in die dagboeken nogal wat scabreuze notities staan over – al dan niet beleefde – seks met jonge jongens. 'Als romanschrijver' is Llosa van oordeel dat veel van die verhalen gefantaseerd zijn – maar hij geeft meteen aan dat hij dat niet kan bewijzen. Hij voelt het zo aan, het is een 'interpretatie' op basis van al het andere wat wél met zekerheid over Casement te vertellen valt.

De kwestie is niet onbelangrijk want het zou mede op basis van die scabreuze notities zijn dat aan Casement geen gratie werd verleend. Casement zou met die notities in zekere zin zijn eigen graf hebben gedolven want (a) het was voor niets goed dergelijke verhalen op papier te zetten alsof ze echt waren voorgevallen in een tijd waarin homoseksualiteit nog absoluut niet door de beugel kon en (b) het was hoogst onvoorzichtig die dagboeken, de zogenaamde 'Black Diaries', te laten rondslingeren – waardoor ze in handen van het gerecht konden vallen. Op basis van zijn verdiensten als gezaghebbend klokkenluider die de koloniale uitbuiting in Congo en in Peru aan de kaak had gesteld, had aan Casement eventueel gratie kunnen worden verleend, maar iemand met een dergelijke homoseksuele levenswandel kon moeilijk worden vergeven dat hij, in oorlogstijd, vanuit Iers-nationalistische motieven had geconspireerd tegen de belangen van het Verenigd Koninkrijk in, hij had zelfs samenwerking (collaboratie) gezocht met de Duitsers.

Strikt genomen hoeft de uitlating 'ik ben een romanschrijver' in een epiloog van een boek nog niet te betekenen dat het boek dat aan die epiloog voorafgaat een roman is, maar daar lijkt het in dit geval toch wel op. Het interpretatieve gehalte van de epiloog slaat bijgevolg over op het corpus waardoor, in zekere zin, alles, het hele levensverhaal van Roger Casement dat daarin uit de doeken wordt gedaan, op losse schroeven komt te staan. Vreemd is dat want Roger Casement is wel degelijk een historische figuur en om zijn verhaal te schetsen moet je belangrijke episodes uit de – waar gebeurde! – geschiedenis van een land of vijf goed kennen: Groot-Brittannië, Ierland, België, Peru, Congo. Het kan niet anders of Llosa lijkt te willen suggereren dat fictie onontbeerlijk is om aan geschiedschrijving te doen, dat, in bepaalde gevallen, de waarheid slechts met behulp van leugens kan worden verteld en dat, in élk geval, de grens tussen werkelijkheid en fantasie niet altijd zo duidelijk te trekken is.

Deze kwestie – alweer het probleem van het 'genre' (is dit nu een roman of is dit geschiedschrijving, of is het iets tussenin?) – is van cruciaal belang. De droom van de Ier gaat over koloniale uitbuiting die verkocht wordt met een leugen: de zogenaamde civilisering van zogenaamd primitieve volken. Casement kaart die uitbuiting aan in rapporten die in grote mate zijn samengesteld op basis van getuigenissen, zonder dus zelf rechtstreeks met de gruwel te zijn geconfronteerd – maar wat is de geloofwaardigheid van die getuigenissen uit de tweede of derde hand? De bewijslast tegen de koloniale uitbuiting staat in wetenschappelijk aandoende rapporten – die onder meer door Casement werden opgesteld. Maar de in die rapporten betichte kolonialen proberen die bewijslast te ondermijnen, uiteraard met leugens. Leugens waarvan niet kan worden bewezen dat het leugens zijn, worden ingezet tegen waarheid waarvan niet kan worden bewezen dat het waarheid is. Hierdoor lijkt het evident dat de onderdrukte geen recht kan afdwingen op basis van een dialoog – vandaar Casements overtuiging dat, in het geval van het Britse kolonialisme in Ierland, enkel een gewapende opstand soelaas kan bieden. Waar woorden machteloos worden, moeten de wapens spreken. Maar dat leidt alleen maar tot meer verwarring want, om de Ierse zaak te dienen, encannailleert Casement zich met de Duitsers – op basis van het principe 'de vijand van mijn vijand is mijn vriend'. Deze collaboratie met lieden wien het allerminst in de eerste plaats om de waarheid in verband met de Ierse onderdrukking te doen is, leidt, in combinatie met het zedelijke schandaal van zijn dagboek, tot Casements ondergang.

Dat is in een notendop de tragiek van Casements persoonlijkheid: de inconsistentie van zijn waarheid. Hij verenigt in zich het beste, de gedrevenheid om tegen de stroom in de kolonialistische leugen te ontmaskeren, met het slechtste, de dwaze en door een denkfout ingegeven droom om via collaboratie het Ierse nationalisme te dienen. En daar komt dan nog die schimmige en vooral perverse en wellicht minstens gedeeltelijk fantaisistische pedofilie bij, wat de psychologie van dit historische karakter er niet minder complex op maakt.

Nog een andere kwestie houdt zich op in de schemerzone tussen werkelijkheid en fictie: Casements niet zo eenduidige relatie tot religie. Tijdens zijn gevangenschap valt hij terug op het katholieke geloof van zijn jongste jaren. Nuja, ook dat is geen eenduidige kwestie. Hij is als protestant opgevoed, maar hij was, buiten het medeweten van zijn vader om, door zijn moeder katholiek gedoopt. In gedachte altijd protestant, blijkt hij de iure nooit iets anders dan een katholiek te zijn geweest. Ook hier dus: leugen versus waarheid – en dan hebben we het nog niet over de waarheidsaanspraken van de katholieke geloofspunten, die op iemand die vlak voor zijn terechtstelling staat toch een zekere bekoring kunnen uitoefenen.

Het statement een 'romanschrijver' te zijn is, in het licht van al deze complicaties, zeker niet gratuit. Een roman is fictie en dus, per definitie, leugenachtig. Maar het is een bijzonder soort van onwaarheid, een die misschien kan dienen om de pertinente leugenachtigheid die de werkelijkheid kenmerkt aan het licht te brengen. Dát is het wat Llosa lijkt te willen zeggen – en dat verleent zijn roman alsog een interessante gelaagdheid.

Alsnog? Welja. Op het eerste gezicht lijkt De droom van de Ier niet veel meer te zijn dan een breed uitgesponnen, nogal ééndimensionaal, historisch relaas. De schrijver neemt ons mee naar overzeese gebieden, eerst naar Congo en dan naar de jungle in Peru, waar hij ons tot in den treuren overlaadt met details over de koloniale uitbuiting, het ene al gruwelijker dan het ander. Met een opeenstapeling van feiten, die hij meer dan eens herhaalt, legt hij uitermate omstandig ‘het systeem’ van de uitbuiting uit, de grote leugen van het kolonialisme. Met wetenschappelijke verbetenheid presenteert Llosa ons een inventaris van de gruwel. Hij maakt ons omstandig duidelijk wat het verband is tussen Casements antikolonialisme en zijn nationalisme. Llosa ontmaskert de werkelijke aard van de mens: een hebzuchtig, wreedaardig, pervers beest. Joseph Conrad ging hem hierin met Hart der duisternis voor, maar dan wel beknopter, pregnanter, lyrischer. Maar De droom van de Ier is wel degelijk literatuur. Llosa verleent zijn boek vooral door het doorbreken van de chronologie van het verhaal een literair gehalte: de verhalen uit de kolonies (en later Duitsland en Ierland) worden afgewisseld met scènes in de gevangenis waar Casement op de uitvoering van zijn doodvonnis – of op gratie – wacht. Die onduidelijkheid – uitvoering of gratie – verleent aan het boek een spanning. Literatuur is De droom van de Ier ook door de manier waarop de kwestie van de dagboeken met daarin de scabreuze notities wordt afgehandeld: Llosa permitteert zich hier onuitgesprokenheid; anders dan in een wetenschappelijk document het geval zou zijn, gaat hij nergens expliciet op deze dagboeken in, hij citeert er niet uit. Ten slotte zou je ook nog het romaneske karakter van De droom van de Ier kunnen adstrueren met de stelling dat Roger Casement daarin meer een personage is dan een historisch figuur: wij zien hoe hij wordt geschilderd in contrast met andere karakters (bijvoorbeeld de cipier in zijn cel) en hoe hij een bepaalde evolutie doormaakt (bijvoorbeeld in zijn houding ten overstaan van religiositeit).


Dat alles voor wat betreft het literair gehalte van De droom van de Ier. Maar dat kan niet beletten dat De droom van de Ier een verre van volmaakte roman is. Het zou – voor mij – in elk geval onvoldoende zijn indien ook niet de hierboven geschetste problematiek van fictie en werkelijkheid, waarheid en leugen een belangrijk rol in het boek zou spelen.