donderdag 24 juli 2014

tour 102



9 mei 2014



dag 11.6

Observaties langs de weg, dingen die je niet kunt verzinnen. Onverwachte combinaties van totaal disparate feitelijkheden.

Ik stop ergens – ik weet niet meer waar precies – bij een bakker om een aankomende honger te vlug af te zijn. Gebak, dat doet me in verband met fietsen altijd denken aan Roger De Vlaeminck, mijn jeugdidool. De Vlaeminck pochte ooit dat hij op training steeds bij bakkers stopte en dan tot zes of acht (weet ik niet meer precies) éclairs naar binnen werkte. Ik was voor vrijbuiter Roger De Vlaeminck, die ooit groots en eerlijk toegaf dat hij dankzij Eddy Merckx zoveel koersen had gewonnen. De nog betere had hem tot grotere hoogten gestuwd, had hem, met andere woorden, er niet toe bewogen het dan maar voor gezien te houden. Dat is een houding die ik zeer waardeer – er kan er hoe dan ook maar één de beste zijn. Overigens was ik zeker geen merckxist, ‘de kannibaal’ won gewoonweg veel te veel en kon dan nog niet eens tegen zijn verlies! Hij was een slechte verliezer, zocht altijd naar een redelijke verklaring. De Vlaeminck was een spotter, hij lachte het weg.

Ik stop dus bij die bakker. Ik koop een citroengebakje. Lekker! Terwijl ik het zit op te peuzelen, gezeten op een stenen muurtje voor de bakkerij, komt een Citroën-bestelwagen de gehandicapten-parkeerplaats net voor mij opgereden. Een man, goed ter been, stapt uit, gaat de bakkerij binnen en komt lachend en wuivend naar de bakkerin terug buiten. Stapt in zijn wagen en probeert hem aan de praat te krijgen. Dat blijkt geen sinecure. De motor zucht en hoest en slaat uiteindelijk zwaar tegen zijn zin toch nog aan. De man lacht naar de bakkersvrouw achter mij, die ongetwijfeld – ik kan het zo invullen – gebaart van Dat krot heeft zijn beste tijd wel gehad! De man gebaart terug, door kruiselings de polsen over elkaar te houden, dat hij zich eraan verwacht dat zijn karos binnenkort definitief de geest zal geven en dat hij aan een nieuwe toe is. Vraag is of het opnieuw een Citroën zal zijn, natuurlijk. En hij rijdt met een overtal aan decibels weg.

Ik slik mijn laatste stuk citroentaart door, sta op, gebaar naar de bakkerin dat het gesmaakt heeft, stap op mijn fiets en rijd, blij met deze anekdote, westwaarts weg, in de richting waaruit ik niet gekomen ben.