dinsdag 19 augustus 2014

zomer veertien 1



1 juli – dinsdag / Visart

Ik hou niet van De Toverfluit. En zeker niet als ik om vijf uur wakker word met een aria eruit in m’n kop die ik een dag of twee geleden op iTunes heb gehoord. Of was het op de klassiekradio van Spotify? Nu, dat doet er niet toe. Feit is dat een mens op de een of andere manier deuntjes met zich meedraagt en het is nooit duidelijk waarom het ene deuntje blijft hangen en het andere niet. En waarom je dan uitgerekend met de wijs die je nog het minst van al kunt appreciëren veel te vroeg wakker wordt. Die schrille coloratuursopraan die als een boomzaag door je nog halve slaap scheurt. Gelukkig was er dat aangename gevoel dat ik overhield van een droom die ik bezig was te dromen maar die ik me al niet meer herinnerde. Dat is ook zoiets: hoe gaat dat in zijn werk, dat je een droom vergeet maar niet het affect dat erbij hoort?

Maar goed, zo werd ik dus vanmorgen wakker: met een boomzaag én met iets onbestemds gelukkigs en dat leek me een goede samenvatting van het leven: een lach en een traan. Het is zoals Jack Kerouac schrijft in dat boek dat ik van hem aan het lezen ben: ‘Het was een droeve nacht; het was ook een vrolijke nacht.’ Of zoals Fernando Pessoa al wist (in een vers dat ik vaak, maar altijd onprecies, citeer): ‘Een dag van zonneschijn, een dag van regen.’ In het Engels gaat Kerouac zo: ‘It was a sad night; it was also a merry night.’ Maar ik lees On the Road in het Nederlands, het is vertaald als Op weg.

Uiteindelijk liep het al tegen zeven uur aan toen ik uit bed rolde. Ik luisterde nog naar het radionieuws maar dan was de nood aan koffie te hoog om te blijven liggen. Zo gaat het meestal. Plasurgentie is ook een sterke beweegreden, maar het denken aan koffie is helemaal onweerstaanbaar. Als ik aan koffie begin te denken, kan ik niet blijven liggen. Want dan denk ik aan alle dingen die ik doe terwijl ik die eerste kop koffie drink, en dan dringt het ook tot me door hoeveel ik nog allemaal te doen heb: het is onoverzienbaar, er is geen tijd om te blijven liggen. Ik dus op, en naar de computer. Zo gaat het elke dag, tenminste als ik hier slaap, in de Visart: ik ga half gekleed aan de computer zitten, met die mok dampende koffie, en begin aan mijn zelfopgelegde dagtaak: de dagelijkse foto versturen naar mijn abonnees, de blog aanvullen, Facebook checken. Daar vond ik vandaag een bericht van Saskia Van Nieuwenhove, die reclame maakt voor haar broer Gert die op zijn blog vanaf nu elke dag een lievelingsplaat gaat voorstellen. Ik las al een stukje en het klonk goed. Het ging over These Days van Nico. Ik hou wel van dit soort initiatieven. Misschien is het een goed idee om die blog in de gaten te houden.

Voor het ontbijt heb ik, zeker als ik geen yoghurt in huis heb om bij de muesli te doen, brood nodig. Ik heb geen brood in huis, dus moet ik naar de bakker. Het is mooi weer vandaag, met een stralend blauwe hemel. ’t Is nog wat fris, maar het wordt vast en zeker een mooie dag. Wat verderop in de straat staat de man die ik enkel ken van zijn dikke zwarte Audi het onkruid tussen de tegels van het stuk trottoir voor zijn grote herenhuis weg te krabben. Hij is gekleed als een die met vakantie is en zich heeft voorgenomen om zich vandaag eens verdienstelijk op te stellen. Dus, krabben maar met dat mes. Het koud-makende, schrapende geluid als van de vingernagel van de schoolmeester die tegen het bord uitschuift. Bij de bakker is er geen andere klant, ik kan dus meteen mijn grote ‘Linea gesneden’ bestellen. De hond van Johan en Saskia kijkt van op zijn platte dak naar het verkeer. Af en toe blaft hij eens maar er zit niet veel fut achter. In het park kondigt een bord een buurtpicknick aan. Iedereen moet zijn eigen prakje meebrengen en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen kinderen. Tiens. Er zal een mobiele kapper zijn. Die stelt zich alvast jolig voor met de woordspeling Quoi?-fure. En ‘voor spelende kinderen’ wordt in gratis ijsjes voorzien.

Ik eet van het verse brood. Kaas, jam, chocopasta van ‘t Boerinneke Mario. Enkele bladzijden Kerouac. Times Square, oudejaar. De raaskallende (en ras kalende) Carlo Marx. Nu ga ik mijn haar wassen, en dan vertrek ik naar het station want vandaag moet ik naar Brussel.