maandag 27 oktober 2014

zomer veertien 63



24 augustus

Op de terugweg van Woumen bezochten wij de Duitse militaire begraafplaats van Vladslo, wereldberoemd omwille van het treurende ouderpaar van Käthe Kollwitz. ’t Was toch alweer een jaar of acht geleden dat ik daar was geweest. Bij het naar buiten gaan luisterde ik twee anorectische wielertoeristen af en zij vatten het karakter van de plek perfect voor mij samen door haar te vergelijken met de Gemenebestbegraafplaats Tyne Cot, die ze net ook bezocht hadden: ‘Die andere was zo massaal, deze is veel ingetogener.’ Even daarvoor had ik mij geërgerd aan de nog zeer jonge kinderen die op de begraafplaats van de ene tegel (waaronder telkens een stuk of twintig vermorste jonge levens rusten) naar de andere huppelden, en nog meer aan hun ouders, ook aanwezig nochtans, die hun progenituur niet ter verantwoording riepen. Ik maakte enkele foto’s, mij heel bewust van het gevaar op niets dan clichés te stuiten, ja zelfs van het feit dat ook het ontwijken van de clichés tot bijna niets anders dan clichés kan leiden.


Is het niet wat vroeg om nu al geconsacreerd te worden met een aflevering van Zomergasten? Ik gun het David Van Reybrouck vast en zeker, maar de vraag mag toch gesteld. Ook al heeft hij het er zeker niet slecht vanaf gebracht. Zijn keuze van fragmenten was voortreffelijk: relevant en instructief. Ik had het echter wel lastig met de manier waarop hij het allemaal bracht. Het was zo duidelijk dat hij het belang van het moment goed inschatte; van deze geboden kans moest en zou hij optimaal gebruik maken; het was allemaal zo goed voorbereid, zo strak geregisseerd. Van Reybrouck speelde een vooraf ingestudeerde rol. Hij wist perfect wat hij allemaal zou zeggen en hij zei het ook. En hij zei het dan ook nog op een overwogen manier. Dit was: toneel. Dit was: een eenakter. De zinnen leken vooraf ingestudeerd, de stiltes vielen op het gênante af op vooraf zorgvuldig uitgekozen momenten en met vooraf overwogen momenten. Je voelde hoe de interviewer, die door Van Reybrouck steevast bij de voornaam werd aangesproken (een perfide manier voor de interviewee om de interviewer voor zijn kar te spannen), aarzelde om tegen deze pantomime in te gaan. Eén keer probeerde hij het (‘Stelt u het nu niet te zwart-wit voor?’), maar hij liet zich inpalmen en reageerde te mak. Van Reybrouck mocht het hem geboden podium helemaal vullen met zijn integriteit, ambitie en emotie – ik twijfel er niet aan dat hij gisterenavond een menigte harten heeft gestolen. Maar ik vond dat hij net iets te vaak 'ik vind' zei. Oké, hij vindt veel. Maar wat zoekt hij eigenlijk? – daarover blijf ik ook na deze uitzending in het ongewisse.