woensdag 1 april 2015

los ingeslagen 213



(20 januari 2001)

Het forumgesprek gisterenavond over hoe het Vlaams Blok nu volgens Filip Rogiers moet worden gecounterd, liep uit op een desastreuze mislukking. IJdele sprekers die niet werden gemodereerd en zichzelf voortdurend herhaalden, een slechte akoestiek, geen contact met de zaal… Neen, echt een voorbeeld van goede democratische werking was het niet. Maar ik heb er toch veel aan gehad. Vooral de lectuur achteraf op de trein van het krantje met reacties op het boek van Rogiers bevatte veel interessante gedachten. Vooral het stuk van Dirk Mertens, ‘Een geschiedenis’, waarin de auteur zich als het ware in de huid verplaatst van iemand die voor het Vlaams Blok stemt, sprak me aan. Meer dan alle theoretische bespiegelingen en onmogelijk – en zeker door Filip Rogiers niet – te verwoorden paradoxen.

Ik dacht aan enkele zaken.

- Dat het onze samenleving aan een gemeenschappelijk project ontbreekt. Na de Tweede Wereldoorlog waren er de wederopbouw, de koningskwestie, de schoolstrijd, de Vlaamse ontvoogding. En dat was het zowat. Op het eind van de jaren zestig kwam dan de grote lethargie, ingegeven door materiële voldaanheid en gebrek aan uitdagingen, en vervolgens door de amusementsindustrie.

- Dat je niet kunt spreken over democratie zonder te spreken over economie (zoals gisterenavond niet werd gesproken over economie); dat je moet onder ogen zien dat de democratie waarvoor je vecht wellicht nog meer door het economische dan door het antidemocratische wordt bedreigd.

- Dat je je boodschap goed moet verpakken; dat de mensen eigenlijk nauwelijks nog aanspreekbaar of bereikbaar zijn. Als het niet flitsend en kort gebeurt, ben je gezien. Voor complexe aangelegenheden (zoals: hoe bestrijd je het Vlaams Blok) bestaat al helemaal geen geduld meer.

- Dat je, nog voor je je over de verpakking bekommert, moet denken aan de taal. En dat je dan moet rekening houden met het feit dat onze taal, onder meer door de reclame, ondermijnd is.

- Dat een samenleving die klaagt over verzuring en het uiteenvallen van het sociaal weefsel, en die tegelijk mogelijke elementen van ontzuring en weefselversterking ontwricht of toch niet ondersteunt door ze aan een puur economische logica over te laten (ik denk aan buurtwinkels en cafés), dat zo’n samenleving weinig geloofwaardig is.

Ik dacht aan nog veel meer. En ik denk nu hoe waanzinnig moeilijk het moet zijn om dat alles in één coherente visie, in één coherent – en overtuigend! – betoog samen te vatten.