maandag 6 juli 2015

wolken 1506-1514



wolkenfragmenten uit Rutger Pontzen, Nu ik

1506
(…) of ik ergens kon zien dat wat ik net had gehoord werkelijk zo was gebeurd, een aanwijzing die duidde op een verandering in het straatbeeld, de vlaggen halfstok hingen, mensen met een verdrietig gezicht en een rouwband om de arm rondliepen, er ergens een donkere wolk hing, regen op komst was, onweer dreigde, de stad er anders uitzag, iets wat zou wijzen op een kleine onregelmatigheid, een afwijking van het gewone (…) (30)

1507
(…) een onverwachte windvlaag die het gemalen baksteen deed opwaaien, als een wervelwind, en ik naar boven keek en zag hoe het dikke wolkendek openbrak en de volle maan zichtbaar werd, die me in een scherp theatraal spotlicht zette, als een teken Gods (…) (81)

1508
(…) het wachten op een bovennatuurlijk teken, omdat er uit het niets een wind opsteekt, de wolken opzij schuiven en de maan op je schijnt (…) (106)

1509
(…) zoals ik als kind kon genieten van de wolkenluchten waarachter de zon langzaam onderging (…) (173-174)

1510
(…) terwijl ik op dat viaduct stond, er een zuchtje wind door mijn rode stekelhaar waaide en over mijn besproete wangen aaide, als teken van wederzijdse waardering, de wolken langzaam maar zeker van formatie en structuur veranderden, groter en kleiner werden, uiteen waaiden en oplosten in de blauwe verte die, naar gelang het jaargetij en het tijdstip dat ik daar stond, eerst oranje en daarna fel roze kleurden, momenten van natuurgenot die ik ook goed kende op zonnige, wolkeloze dagen waarop ik op mijn rug in het gras lag en naar het schijnbaar eindeloze blauw tuurde, in een poging de diepte van de hemel te peilen (…) (174)

1511
(…) tijdens een weekeinde halverwege de maand september, aan het begin van de herfst, als de lucht nog strakblauw is met al wel hier en daar een donkere wolk, dreigend gevuld met regenwater (…) (224)

1512
(…) waarna dat ene telefoontje volgt dat je eigen leven in een stroomversnelling brengt, in een gloedvolle levendigheid zet, alles weer serieus wordt, gemoed en zintuigen op scherp komen te staan, als indrukken op een klaarlichte, onbewolkte dag, met lange schaduwen en pijnlijke lichtintensiteit (…) (245)

1513
(…) terwijl op de achtergrond een kerkklok aangeeft hoe laat het is, er een mot binnenvliegt, een fietser fluitend onder je raam langsrijdt en het daarna weer urenlang stil is, boven de huizen het eerste ochtendlicht gloort, onder een nog donkerpaars wolkendek, de eerste tram zich meldt (…) (260)

1514
(…) omdat ik eerder het gevoel heb dat het water dat langs mijn teen stroomde, richting kust en de verre einder van de zilte zee, dat dat water daar verdampt, opstijgt, op hoogte gekomen afkoelt tot een wolk, langzaam maar zeker weer landinwaarts drijft, druppels vormt, als regen tegen een berghelling neerslaat, daar een stroompje, en met andere beekjes een rivier vormt, dezelfde rivier waarin ik dagen, weken, maanden eerder mijn grote teen had gestoken, en de cirkel toch rond is (…) (268)