maandag 26 oktober 2015

Hans Magnus Enzensberger, De grote volksverhuizing



In 1993 schreef Hans Magnus Enzensberger een essay over de migratiebewegingen die toen, in de nasleep van de Val van de Muur maar ook van de oorlog in Joegoslavië, in Duitsland zeer voelbaar waren, niet het minst doordat extreemrechts in die crisis gefundenes fressen vond om zijn dada’s te propageren. Ik lees het essay bijna een kwarteeuw nadat het is geschreven, nu Duitsland maar ook vele andere Europese landen worden ‘getroffen’ door nieuwe migratiegolven, en stel vast dat Enzensberger wel zeer pertinent en zelfs visionair is geweest.

*

Het essay vat aan met een ferroviaire ervaring. Observeer het gedrag van mensen in een afsluitbaar treincompartiment. Hoe de twee die er al zitten, hoewel zij elkaar niet kennen, de twee nieuwkomers onthalen. De onuitgesproken wetmatigheden van territoriale afbakening die daarbij spelen. De twee nieuwkomers worden als allochtonen behandeld en meteen worden de twee die er al zaten autochtonen. Deze constellatie verandert wanneer in het volgende station nog eens twee reizigers het compartiment betreden. Dan zijn de twee nieuwkomers van het eerste station zelf tot op zekere hoogte geassimileerd en niet te beroerd om de nieuwe nieuwkomers op hun beurt als allochtonen te beschouwen en te behandelen.

Enzensberger heeft het ook over bootvluchtelingen. Bijvoorbeeld over de morele dilemma’s die zich voordoen wanneer de boot te klein is om diegenen die aan het verdrinken zijn op te nemen. Kan het zijn dat  zo’n boot met vluchtelingen à la limite ook een metafoor is voor het continent op drift?

Enzensberger voorspelt een toename van de omvang van de migratiebewegingen. Migraties zijn de regel, zo betoogt hij, sedentaire periodes vormen de uitzondering. De kaart van volksverhuizingen door de eeuwen heen vertoont met zijn dynamisch karakter grote gelijkenissen met een weerkaart waarop drukgebieden, storingen en windrichtingen voortdurend door elkaar kolken. Mooi beeld, maar we hebben er niet minder de indruk bij dat er nu toch hevige stormen op ons afkomen.

De idee van een nationale identiteit, waarop het onderscheid tussen autochtoon en allochtoon wordt gebaseerd, is een voornamelijk uit fictie opgetrokken constructie. Ik herinner mij geschriften uit die vroege jaren negentig, onder meer van Marc Reynebeau en Anne Morelli, die deze stelling zeer overtuigend adstrueerden voor wat betreft de zogenaamde Vlaamse identiteit. Wie schermt met nationale identiteit om het recht van buitenstaanders om binnen te komen te reguleren, schermt met gebakken lucht.

Het heeft ook geen zin om een onderscheid te maken tussen economische en politieke vluchtelingen, aldus nog Enzensberger: ‘Dat is overigens met de beste wil van de wereld, die trouwens nauwelijks verondersteld kan worden, niet mogelijk. Het onderscheid tussen economische vluchtelingen en politiek vervolgden is voor veel landen van oorsprong een anachronisme geworden. Een rechtsstaat die dat onderscheid wil maken zal zich blameren, want het wordt steeds moeilijker te ontkennen dat de verpaupering van hele continenten politieke oorzaken heeft.’

Een ‘preventieve migratiepolitiek’, ten slotte, waarbij in die derde landen de economische situatie zou worden verbeterd zodat de mensen niet meer de aandrang voelen om naar hier te komen, is volslagen utopisch, ook al omdat er ‘ecologische grenzen van de groei’ zijn.

*
Al deze argumenten formuleerde Hans Magnus Enzensberger bijna een kwarteeuw geleden, en zijn essay heeft nog niets aan actualiteit ingeboet. Dat hij in datzelfde essay een paar keer wijst op het feit dat men ook in de vroege jaren negentig blijkbaar niet geneigd was om met betrekking tot migratie de lessen uit het verleden ter harte te nemen, stemt tot nadenken voor wat betreft ons huidige intellectueel absorptievermogen. Dat is ingewikkeld gezegd, maar ik bedoel enkel dit: migratie is van alle tijden, maar elke tijd doet alsof hij er voor het eerst mee wordt geconfronteerd en reageert primitief.

*

Ook in de annex ‘Over enkele bijzonderheden bij de mensenjacht’, een stukje dat waarschijnlijk (het wordt jammer genoeg in deze vertaling niet uitgelegd) werd geschreven als reactie op de klaarblijkelijke straffeloosheid waarmee radicaal-rechtse autochtonen in 1992-1993 ‘nieuwe Duitsers’ konden belagen (door middel van brandstichting en dergelijke), is Enzensberger uitermate actueel: hij stelt de vraag waarom – bij andere kwesties – links verzet veel harder wordt aangepakt dan de acties tegen buitenlanders van skinheads en dergelijk ultrarechts tuig. Je kunt het zo, kant-en-klaar, overplaatsen naar wat er vorige week in Koksijde is gebeurd: een naar verluidt nogal potige Vlaams-nationalistische betoging kreeg daar een vrijgeleide van de plaatselijke politie, terwijl tegenbetogers ‘preventief’ werden opgepakt en een nachtje in de cel mochten brommen. Gelukkig is er Facebook om dat soort berichtgeving, waarover ik nergens in de ‘officiële’ pers iets mocht bespeuren, te verspreiden.

*
Ik beveel iedereen die van ver of dichtbij iets met vluchtelingen te maken heeft – en dat zullen wij, als het zo doorgaat, zeer spoedig allemaal zijn – de lectuur van Enzenbergers essay aan.