maandag 14 december 2015

vierenvijftig 64



7 december 2015

maandag

‘Hij was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.’ Dat is de formule waarmee nabestaanden het noodlot proberen te bezweren. Maar de bewering is zinloos, natuurlijk. Je bent altijd daar waar je moet zijn. En ook het tijdstip is altijd het onontkoombare resultaat van wat eraan is voorafgegaan. Daarover gaat het verhaal van Tim Krabbé. Ogenschijnlijk een banale thriller, iets voor de weekendfilm. Maar Krabbé stoffeert zijn spannende verhaal intelligent met een paar cruciale thema’s. Twee geliefden zijn op weg naar het Zuiden. Tijdens een bevoorradingspauze op een snelwegstation verdwijnt Saskia spoorloos. Acht jaar later beleeft Rex dan toch een idyllische vakantie in een Zuid-Franse badplaats. Met een andere vrouw want Saskia is nooit teruggekeerd. Het is niet hetzelfde, hij is niet los van zijn verloren liefde en zijn nieuwe relatie loopt daarop spaak. Hij zit gevangen in zijn herinnering, in zijn spijt. De prijs die hij voor dit misdrijf zal betalen, is zeer hoog. Ergens in de novelle wordt een droom verteld: Saskia zweeft, gevangen in een gouden capsule, eenzaam in de ruimte rond en wacht op een ontmoeting met Rex, die een al even eenzame astronaut is. Het gouden ei doet mij denken aan dat verhaal van Cortázar (‘Manuscript gevonden in een jaszak’) waarin het hoofdpersonage het toeval van de eerste ontmoeting niet aanvaardt en besluit om in de Parijse metro rond te dwalen tot hij haar een tweede keer ontmoet: pas dan zal het toeval aanvaardbaar zijn. Maar zo werkt het niet in het leven. Je moet de absurditeit van het noodlot, ten kwade zowel als ten goede, aanvaarden. Anders begraaf je jezelf levend en blijf je in de duisternis stoten tegen de wanden van de absurditeit waarmee de calamiteiten en ontmoetingen zich nu eenmaal aandienen: ongevraagd en onuitlegbaar. (Tim Krabbé, Het gouden ei) ¶

© Canvas

‘Winteruur’ is een aangename uitsmijter op Canvas, ‘iets met boeken’. Het concept kan niet eenvoudiger: cabaretier en literatuurminnaar Wim Helsen ontvangt een gast en praat tien minuutjes met hem of haar aan de hand van een door de gast gekozen tekstfragment. Dat fragment wordt voorgelezen, de kijker kan meelezen, dan volgt het praatje, en ten slotte wordt het fragment nog eens doorgenomen. Schitterend! Vanavond was Herman Brusselmans de gast. Niet meteen mijn favoriete schrijver, maar ik mag hem wel als humorist en mens. Hij lijkt van het etaleren van zijn kwetsbaarheid zijn handelsmerk te hebben gemaakt. ‘Ik probeer de zwaarte van het leven te relativeren of te verlichten door met alles te lachen,’ zegt Brusselmans bloedserieus – want dit moment heeft hij uitgekozen om eens niet de clown van dienst te zijn. Helsen krijgt, ter plekke, de ingeving om uitgerekend op dat ogenblik een stilte te laten vallen. Bijna twintig seconden duurt het, en je ziet Brusselmans verwonderd opkijken: is er een technisch probleem of wat? Maar natuurlijk is er geen technisch probleem. Hier is Helsen-de-cabaretier aan het werk – en meteen klinkt ook de stilte oorverdovend door die Leonard Nolens ooit liet vallen bij Ruth Joos, wat destijds als een ultragewaagd statement gold. Helsens interventie was superieure ironie, en mede daardoor was deze aflevering van ‘Winteruur’ van de beste televisie die ik in lange tijd zag. ¶