dinsdag 20 september 2016

& 57



TOEVAL

Het woord lijkt een samentrekking van sereniteit en stupiditeit, en welbeschouwd is dat nog zo gek niet. Een pakje sigaretten halen in het café om de hoek en er de vrouw van je leven ontmoeten, dat zou een geval van serendipiteit kunnen zijn.

Serendipiteit is echter een begrip dat exclusief in de wetenschapsgeschiedenis wordt gebruikt. Node aanvaardt men er nu dat niet alleen rationaliteit tot vooruitgang heeft geleid. Dat toont de Nederlander André Klukhuhn aan in zijn indrukwekkende ‘Inleiding tot de 21ste eeuw’, Sterf oude wereld, uitgegeven bij De Arbeiderspers.

Serendipiteit is ‘het vermogen van een goed voorbereide en zoekende geest om bij toeval onverwachte en verrassende ontdekkingen te doen’. De ontdekking van Amerika, röntgenstralen, radioactiviteit en penicilline zijn er allemaal aan te danken. Serendipiteit is een wezenlijk bestanddeel van de wetenschap.

Na deze passage begint Klukhuhn over de overvloed aan informatie in onze tijd. Allerlei buitenwetenschappelijke factoren – eerzucht, carrièreplanning, geldnood – hebben ervoor gezorgd dat er tegen het jaar 2000 meer dan honderdduizend wetenschappelijke tijdschriften zullen bestaan. Elk jaar komen er vijftig kilometer wetenschappelijke publicaties bij. De kennisoverdracht kan niet anders dan stagneren. Wie in deze onoverzienbare berg zijn weg zoekt, moet blij zijn dat er zoiets als serendipiteit bestaat.

Deze column verscheen twintig jaar geleden in De Standaard van 14 augustus 1996