woensdag 28 september 2016

los ingeslagen 331



2-5 maart 2002

Een heerlijke wandeling met G. & T. in Ryckevelde. Ik breng ze allebei aan het lachen – ja, óók G., die anders toch niet zo gemakkelijk om mijn fratsen lacht – met een geïmproviseerde sketch van een Hollandse cabaretier waarin ik het onder meer heb over het aaneenrijgen van zinnen (‘praten is zingen’). Ik geniet van mijn kinderen.

*

Peter Van Peteghem wint de Omloop Het Volk. Ik kijk het laatste anderhalf uur, maar de schrik bekruipt mij dat de recente dopingverwikkelingen ook dit plezier hebben aangetast.

*

Voor het etentje met H., A., J., L., S. en P. ben ik een uur of drie in de weer in de keuken: courgette met tomaat en fètakaas; rosbief met in bouillon gesmoorde witloof, worteltjes en kleine patatjes – en ondertussen maak ik ook nog soep van de niet gebruikte groenten. De avond verloopt aangenaam (…). Van de gesprekken herinner ik me achteraf alleen dat H. nogal doorboomt over onze ‘plicht’ om nu regelmatig naar concerten te gaan in het Concertgebouw. (…)

*

Al is het zondag: ik werk.

*

Het mooie weer duwt me voor de eerste keer dit jaar op de fiets. Mijn eerste ‘kruisweg’ van het jaar.

*

Ik begin de mannenreis uit te stippelen: in omgekeerde richting, vanuit La Tour Blanche, waar G. een gîte heeft gehuurd, naar het noordoosten.

*

(…)

*

Een opstoot van depressiviteit strandt op een gewichtig boekenpakket van De Markies. Dag Pascal, zegt de postbode. Ik leun voorover uit het raam van de tweede verdieping en vraag de man of hij mij kent. Nee, alleen mijn naam gelezen op de doos die hij aan de voordeur heeft neergezet. Ik lach hem toe… In de doos zitten Barnard, Schama, Magee, Van Istendael…

*

(…)

*

Don DeLillo, Witte ruis
[199]: ‘Haar lichaam werd het intermediair van mijn vastbeslotenheid, mijn stilzwijgen. Elke nacht vleide ik me tussen haar borsten, schoof die aangewezen ruimte binnen als een beschadigde onderzeeër zijn reparatiedok. Ik putte moed uit haar borsten, haar warme mond, haar tastende handen, uit haar over mijn rug glijdende vingertoppen. Hoe lichter de aanraking, hoe vaster mijn voornemen haar niets te vertellen. Alleen haar eigen wanhoop kon mijn wil breken.’
[202]: ‘Ik wilde zeggen dat hij al dergelijke rampzalige bevindingen met gelijkmoedigheid zou leren bezien naarmate hij volwassen werd, de beperking ontgroeide alles letterlijk te nemen, een geïnformeerde, sceptische onderzoekszin ontwikkelde, won aan wijsheid en afgerond inzicht, oud werd, aftakelde, doodging.’
[210]: ‘De wereld is vol afgedankte betekenissen. In de gemeenplaats vind ik onverwachte thema’s en intensiteiten.’

*

‘De wereld is vol afgedankte betekenissen. In de gemeenplaats vind ik onverwachte thema’s en intensiteiten.’ In een wereld waarin we niets kunnen geloven, schermen we lacherig met gemeenplaatsen, de dooddoeners waarmee we een echt gesprek uit de weg gaan (een echt gesprek dat ons alleen maar met ons onvermogen zou confronteren), en met schlagers die we ironisch toelachen maar waarin we onvermoede vertolkingen aantreffen van de gevoelens die we niet meer mógen koesteren.

*

Ik heb voor het eerst in drie weken nog eens wat tijd om mijn reisnotities te bewerken. Hoe ver zit dat al niet! En: wat een geluk dat ik mijn dagboek heb teruggevonden! Was die € 10 niet wat weinig als beloning voor die kerel? En: wat zou hij er mee hebben aangevangen?