zaterdag 5 november 2016

wolken 2106-2119



wolkenfragmenten uit Max Frisch, Stiller

2106
Geen vogel in de lucht, geen water dat stroomt, geen insect, rondom niets dan stilte, rondom niets dan zand, zand en nog eens zand, dat niet glad is maar door de wind gekamd en gegolfd, in de zon als mat goud of als beendermeel, kuilen vol schaduwen daartussen die blauwachtig zijn als deze inkt, ja, ze lijken met inkt gevuld, en nooit een wolk, nooit ook maar iets van nevel, nooit het geluid van een vluchtend dier, alleen hier en daar een eenzame cactus, kaarsrecht, zoiets als orgelpijpen of zevenarmige kandelaars, maar huizenhoog, planten, maar star en onbeweeglijk als bouwwerken, niet echt groen, eerder bruinachtig als barnsteen zolang de zon schijnt en zwart als silhouetten tegen de blauwe nacht – dat alles zie ik met open ogen, ook al zal ik het nooit kunnen beschrijven, zonder te dromen en wakker, en zoals iedere keer wanneer ik het zie, ben ik getroffen door de onwaarschijnlijkheid van ons bestaan.(26)

2107
Het dorp kon werken noch slapen; de zon scheen als altijd, maar het rook naar zwavel, giftig en heet, zodat je het ademhalen liever achterwege had gelaten, en de maan stond in een wolkenloze hemel, maar het donderde. (45)

2108
Het was een wolkeloze middag toen ik daar zo stond, doof voor de branding, maar opeens zie ik rook boven de kust achter mij, zo veel rook, mijn beste, dat het op een zonsverduistering lijkt. (51)

2109
De Alpen zijn gelukkig niet zo dichtbij als op de ansichtkaarten; op een behoorlijke afstand bekronen zij de golven van het voorgebergte, een schuim van witte firn en blauwachtige wolken. (75)

2110
Zo, arm in arm, zoals Julika en Stiller eigenlijk zelden liepen, bovendien zwijgend op een manier alsof alles wat belangrijk was al gezegd was, alsof het er alleen nog maar om ging verrukt te zijn over deze wolkeloze augustusdag en over de beroemde lucht, liepen ze over die klassieke promenade met zijn sparappels en zijn bijna opdringerige eekhoorntjes, die mijn verdediger en Julika mij onlangs hebben laten zien, werkelijk een erg mooie promenade, nu eens door bossen, dan weer door weilanden. (116)

2111
Toen Stiller binnenkwam, papieren zakken in zijn arm, stond Sibylle juist voor een foto van de Akropolis met mooie onweerswolken. (252)

2112
Opnieuw zaten ze aan een bosrand – om hen heen werd het rijpe koren al gemaaid, de zomer liep ten einde, onweerswolken stapelden zich op boven het blauwe meer, een hommel zoemde zigzaggend door de zomerse stilte, boven de akkers trilde de blauwe lucht, op de boerderijen kakelden de kippen en de wereld was een perfecte, geslaagde, blijde, gewoonweg fascinerende aangelegenheid. (268)

2113
Tussen kale takken zag je de wolkenkrabbers in een blauwachtige nevel, hun bekende silhouet; aan de rand van het park, aan de andere kant van de stilte, was een spookachtig geroezemoes, af en toe klonk er getoeter van de Hudson. (294)

2114
Zwart rijzen rondom de wolkenkrabbers op, loodrecht, maar door het perspectief uiteengespreid als een bundel kristallen, grote en kleine, dikke en slanke. (299)

2115
Later wordt alles nog kleurrijker; de wolkenkrabbers rijzen niet meer op als zwarte torens tegen de gele schemering, nu heeft de nacht hun lichamen als het ware verslonden en wat er overblijft zijn de lichten erin, de honderdduizend gloeilampen, een raster van witte en gelige ramen, anders niets, zo rijzen ze omhoog of zweven ze boven de bonte nevel, die ongeveer de kleur van abrikozen heeft, en in de straten, als in ravijnen, lijkt glinsterend kwik te stromen. (300)

2116
Met zilveren randen smelten de wolken voor de zon (…) (333)

2117
(…) als een schitterende zeis ligt daar weer het meer en boven de Alpen staat een geluidloze branding van wolken, een oplichtend schuim. (334-335)

2118
(…) op het meer zweeft een zeil tegen zilveren wolken, een vlinder op versluierde schittering, doeken vol fonkelende mildheid van de zon boven verloren oevers van waas. (335)

2119
Het einde van de middag, hoewel net zo wolkeloos, leek plotseling bij een heel andere dag te horen dan de ochtend. (395)