maandag 10 juli 2017

wolken 2396-2404



wolkenfragmenten uit Claudio Magris, Het museum van oorlog

2396
Maar misschien had hij wel gelijk, het oneindig goede bestaat, heeft altijd bestaan. We zijn erdoor omringd – ja, ik misschien ook, gezeten te midden van deze wanorde –, een zachte indigoblauwe wolk die een aan de hand van een kind ontsnapte ballon omhult. Dat is geluk, maar de tweedimensionale wezens die over het oppervlak van die ballon kruipen kunnen hun hoofd niet optillen en inzien dat die andere dimensie bestaat, de wolk die hen omhult, en zo kruipen ze wanhopig voort. (14)

2397
(…) drie apostelen beklimmen de berg met Jezus die straalt als de zon, een lichtende wolk die zo’n wit licht uitstraalt dat ze bijna niets meer zien. (58-59)

2398
Met de bijl zwaaiend doorkliefde Čerwuiš alleen de lucht; schijnbaar in het wilde weg, maar feitelijk volgens precieze regels die in eeuwen van wouden en muggenwolken bij de Paraguay waren vastgelegd, een dans van oorlog, regen of liefde, de bijl die een vruchtbare waterval uit de zwangere wolken afdwingt of de dood, door een hoofd als een kokosnoot in tweeën te splijten. (66-67)

2399
Dat gezicht had zich, na die dag op de baan van Aviano, gesloten zoals het daarvoor moest zijn geweest – en dus altijd, behalve in die paar gelukkige jaren, een diepblauwe kier tussen de wolken die zich al spoedig hersloten hadden tot een wazige nevel, de huid gespannen, de lippen tot een dunne lijn samengeknepen, de ogen verkrampt door de migraine die tegen de slapen dreunde. (244)

2400
Nu zijn de Duitsers, die hier en daar toch nog aanvallen, op de vlucht, de bisschop op de grond weet het en weet dat het nog niet is afgelopen, dat al dat geweld dat in de lucht boven de stad hangt nog niet is neergeslagen, zoals op drukkende zomeravonden wanneer je in de elektrisch geladen wolkenmassa het onweer hoort rommelen, klaar om los te barsten, de wereld in brand te zetten. Wolken waarin een bloedrode zonsondergang hangt, die elk moment in een regen van bloed kan neerstorten, vooruit kom maar op. (275)

2401
De commandant manoeuvreert, mensen kijken nauwelijks naar hem, lopen door; hij voelt zich nog ongemakkelijker dan zij, het is maar goed dat naast hem de politiek commissaris van de divisie rijdt, niet dat ze elkaar veel te zeggen hebben, maar het is sowieso goed, je hebt altijd wel iets te zeggen als je naar de wereld om je heen kijkt of ook alleen naar de wolken die nu eens trager dan weer sneller dan de uren passeren. (285)

2402
Ook de zee was een plek van slavernij, zoals iedere plek, maar wolken rafelden uiteen in de lucht, verre golven verpulverden de loodgrijze muren van gevangenissen; ’s avonds stond de hemel aan de horizon in brand, werd de hele wereld een vuur, een vuur dat elke keten losbrandde en overal doorgangen opende naar een immense vrijheid. (296)

2403
Ze had de jaren laten voorbijgaan in een soort onbestemdheid, een wolk die voortdrijft zonder zich onder de zon of in regen op te lossen. (377)

2404
De rook van de vele sigaretten valt langzaam uiteen, drijft als wolkenflarden tussen de projector en het scherm door. (381)