zondag 13 augustus 2017

de zomer van 2017 - 11

Het mooiste moment van deze 29ste juli 2017, de derde dag van mijn reis naar Frankrijk, was toen een man die zijn haag aan het bijscheren was langs de steile klim vanuit Blangy-le-Chateau naar Perdévent mij aanmoedigde: ‘A l’aise, c’est encore loin!’ Ik ging zo traag vooruit dat ik de tijd had om te antwoorden: ‘Je ne suis pas pressé!’ ‘Moi non plus,’ zei de man, en we lachten naar elkaar. Toen zag ik achter de haag een bord waarop stond dat hier gastenkamers te huur waren en ik dacht nog, zwoegend en malend: ‘Daar zou ik nog wel eens willen overnachten, en dan ‘s avonds bij de maaltijd en de wijn met die man filosoferen over tijd, over de inspanning van arbeid en sport, over haast en onthaasting.’
Een ander mooi moment deed zich voor tijdens de theatervoorstelling die ik samen met L. bijwoonde in wat ooit de kapel moet zijn geweest van een oude priorij, die door twee bejaarde broers werd opengesteld voor culturele activiteiten die kennelijk het officiële circuit niet bereikten. Een koppel (man en vrouw) dat kennelijk nog niet zo heel lang geleden tot stand was gekomen want ze keken voortdurend heel erg verliefd naar elkaar, wat ik nogal irritant vond omdat dit het bedenkelijke niveau van de voorstelling nog leek te benadrukken, bracht een avondje rond George Sand. De vrouw debiteerde fragmenten, of las ze voor, en werd daarbij muzikaal bijgestaan door de deuntjes die haar levensgezel aan een elektrische basgitaar ontfutselde. Sand en basgitaar, dat is geen evidente combinatie – ik kon mij dan ook niet van de indruk ontdoen dat de liefde hier het voornaamste cement was en ik prees me gelukkig dat de man geen blokfuit of triangel speelde. Maar goed, af en toe slaagde die mevrouw er in om een stem te geven aan de feministe avant-la-lettre, de verslindster van notoire artiesten als daar zijn Chopin, Liszt, Flaubert en Toergenjev, die ze graag in haar kasteel van Nohant ontving (uw bezoek zeker waard, maar u kunt ook het boek Helse liefde lezen van Frédéric Bastet of een van de ongetwijfeld talloze andere publicaties die over Sand zijn gepleegd) – en dan ving ik wel iets op waarvan ik dacht: ‘Dat zou me toch moeten kunnen bijblijven.’ Zo hoorde ik dat Sand precies dezelfde gedachte opschreef, of dan toch bijna precies dezelfde, als deze die ik drie jaar geleden tijdens mijn fietsreis door Frankrijk wijdde aan het planten van platanen, ik citeer nu Sands woorden uit het hoofd: ‘Wat is de zin van het leven? De zin van het leven bestaat eruit om een boom te planten in de zekerheid dat je zelf nooit lang genoeg zult leven om in de schaduw ervan te kunnen uitrusten.’ Op een bord achter de spelers hing een citaat: ‘Je n’ai pas besoin de plaire à qui ne me plaît point’ – dat vond ik ook wel behartenswaardig. En achteraan ging een blad met daarop in grote letters, waarop op een gegeven ogenblik de bovenop een ladder geklommen actrice-debiteerster een zaklamp richtte: ‘Tout ce que l’artiste peut espérer de mieux c’est d’engager ceux qui ont des yeux à regarder aussi.’