maandag 28 augustus 2017

de zomer van 2017 - 22




Het mooiste moment van deze 9de augustus 2017, de veertiende dag van mijn reis naar Frankrijk, was toen ik op de terugweg van Oradour-sur-Glane even stopte om de werkelijk imposante wolkenformaties eens van dichterbij te bekijken. Het massief dat zich in de noordelijke hemelhelft oprichtte, droeg een kleine regenboog bij zich, een privé-regenboogje, ik had zoiets nooit eerder gezien. Het was al de hele dag nogal spectaculair weer. Een derde van mijn ochtendfietsrit, toch weer negentig kilometer, had ik in de regen moeten afleggen, en ook daarna bleef het uitkijken voor buien. Toen ik op mijn bed in mijn hotelkamer lag uit te rusten, begon de buurman, of een van de buurmannen, met een mechanische snoeishaar uit te halen naar de haag die het hotelperceel van het zijne scheidt. Daarom besloot ik erop uit te trekken, en aangezien ik van plan was Oradour-sur-Glane aan te doen op weg naar de Cantal, een programmaonderdeel dat ik inmiddels schrapte want ik begin er stilaan genoeg van te krijgen, maakte ik er dan maar een namiddaguitstap van, ook al ligt Oradour bijna honderd kilometer uit de buurt.

De rit van Ruffec naar Oradour en terug verliep zo vlot als maar kan. Ik kon nog maar eens verbaasd genieten van de kwaliteit van de routes nationales alhier: slechts twee vakken breed maar perfect in elke bocht en als er niet veel verkeer op zit, schuif je toch al gauw, met inachtneming van alle verkeersregels, ook deze die je vanaf een gemeentebord tot aan datzelfde gemeentebord-met-een-streep-erdoor verplichten om niet harder dan vijftig te gaan, gemiddeld een kilometer of zeventig, tachtig op per uur. Probeer dat in België op onze gewestwegen maar eens te evenaren. Maar goed, de verplaatsing op zich was een genoegen – gelukkig maar want het bezoek aan Oradour draaide uit op een teleurstelling.


Het was de derde keer dat ik er kwam. Of neen, de vierde keer. De allereerste keer – dat moet in 1988 zijn geweest of daaromtrent – was er nog geen bezoekerscentrum. Je moest le village martyr betreden via een poort, met onmiddellijk rechts een huisje waar je een toegangsticket kon aanschaffen. Nu is er echter dat bezoekerscentrum. Het is nog een erfenis van Mitterand, die behalve verzetstrijder ook een tijdje collaborateur was geweest en dus nog iets goed te maken had. Jammer genoeg heeft zijn bezoekerscentrum, hoe didactisch verantwoord het ook moge zijn, het karakter van de hele site veranderd. Zoals zovele andere plekken is ook Oradour stilaan aan het bezwijken onder de bezoekersstromen, en dat deze bezoekers zich niet altijd respectvol gedragen – ondanks de bordjes met de bede ‘receuillez-vous’ bij een put waarin de nazi’s kinderen hebben gegooid of bij een muur waartegen mannen werden gecarboniseerd – heb ik deze namiddag met eigen ogen kunnen vaststellen. In kledij, in houding, in het niet respecteren van de gevraagde stilte: het is tegenwoordig een lompe massa die Oradour afhaspelt (of doet). Dat vormt een groot contrast met mijn herinnering aan de eerste keer dat ik hier samen met mijn reisgenote zo goed als alleen door de intact gebleven ruïneuze straten liep en als het ware nog de sensatie kon beleven dat het massacre pas de dag tevoren had plaatsgevonden – het was alsof de systematisch in brand gestoken huizen nog nasmeulden.


Neen, hier kom ik voorlopig niet terug. Ik mag de herinnering aan de barbarij niet besmeuren, maar ook niet mijn herinnering aan die herinnering. Onder meer daarom bracht het bewonderen van die wolkenmassa’s verlichting. Ik kan evenwel niet precies verklaren waarom. Misschien had het wel iets te maken met het feit dat ook in Oradour het onweer had gedreigd: samen met de andere bezoekers werd ik er opgeschrikt door een paar donderslagen in de verte. Toen ik de site verliet – al heel snel eigenlijk, al na een halfuur of zo – begon het te regenen en ja, ik ontken het niet, ik hoopte toen ik in mijn auto stapte dat al die domme bezoekers die mijn Oradour naar de verdoemenis helpen een flinke vlaag over zich heen zouden krijgen. Ja, zulke onhebbelijke gedachten heb ik ook wel eens.

Morgen keer ik naar huis terug. Het is genoeg geweest. Thuis ga ik eindelijk eens dat boekje over Oradour lezen dat ik er ooit kocht. Dat zal vast beter zijn dan mij op ergerlijke manier te ergeren aan mensen die ochgot ook van niet beter weten. En de mooiste herinnering aan Oradour, van die keer dat ik er met mijn moeder was, kunnen ze mij in elk geval niet afnemen. (Ik moet die herinnering nog eens opschrijven.)