zaterdag 7 oktober 2017

parallel 90



Op de tafel in de woonkamer stond een fruitschaal, ik pakte er een sinaasappel uit en keilde die zo hard ik kon op de grond. Hij barstte open en er spoot een dun straaltje sinaasappelsap uit dat langs het behang op de muur naar beneden droop.
Yngve stond in de deuropening te kijken.
‘Wat heb je nou gedaan?’ zei hij.
Ik keek hem aan. Toen keek ik naar de streep op het behang.
‘Ga jij dat maar wegpoetsen, idioot’, zei ik.
‘Dat kun je niet wegpoetsen’, zei hij. ‘Dan wordt de vlek alleen maar groter. Papa wordt pislink als hij dat ziet. Waarom deed je dat?’
‘Misschien ziet hij het niet’, zei ik.

Karl Ove Knausgård, Zoon, 311

ǁ

Toen mijn homp klei van de hoge zoldering omlaag viel streek hij langs de kostbare landkaart die zo bewonderd werd door mijn grootvader en omdat de klei vochtig was bleef er een lange rode streep op de kaart achter.
‘O jee, nu zit ik helemaal in de knoei’, dacht ik. ‘Dit is heel iets anders, nu doe ik mijn enige beschermer verdriet.’ Ik voelde me meteen heel erg bedroefd omdat ik iets gedaan had dat onaangenaam moest zijn voor mijn grootvader.

Stendhal, Het leven van Henry Brulard, 105