donderdag 5 oktober 2017

wolken 2502-2514


wolkenfragmenten uit W.G. Sebald, Melancholische dwaalwegen

2502
Ik was destijds, het was in oktober 1980, vanuit Engeland, waar ik nu al nagenoeg vijfentwintig jaar in een meestal met grauwe wolken overdekt graafschap woon, naar Wenen gegaan in de hoop door verandering van omgeving over een bijzonder nare tijd heen te komen. (33)

2503
Bovenaan echter roodgloeiend, doorschijnend, vuurspuwend en vonken spattend de top van de Schneeberg, reikend tot in het laatste licht van de hemel, waarin de meest wonderlijke grijsroze gekleurde wolkenformaties ronddreven met daartussen de winterplaneten en de sikkel van de maan. (46)

2504
In mijn geest legde ik verband tussen de vanuit de Alpendalen komende lage bewolking, die zich over het verwoeste gebied uitstrekte, en een schilderij van Tiepolo, waar ik vaak lange tijd naar heb gekeken. (46)

2505
Ruisend doken ze uit de mist op, ploegden door de aspicgroene watermassa en verdwenen weer in de witte luchtwolken. (47)

2506
Juist toen wij langs de uit de duisternis oprijzende façade voeren, kwam de maan van achter de wolken tevoorschijn, en in haar schijnsel lichtte het onder de linkergevel aangebrachte, goudkleurige mozaïek op dat een maaister met een bundel aren voorstelt, een in dit landschap van steen en water uiterst bevreemdende figuur. (54)

2507
Als de schaduw van een wolk over een veld, zo kwam de vrees over mij dat ik de beide jonge mannen, die, zoals ik mij niet slechts inbeeldde, naar mij stonden te kijken, sedert mijn aankomst in Venetië herhaaldelijk al tegen het lijf was gelopen en dat ze zich ook in de bar aan de Riva waar ik Malachio had getroffen, onder de gasten hadden bevonden. (60)

2508
Als dreigend zinnebeeld van de in mij om zich heen grijpende duisternis stond in het westen een enorme wand van wolken, die reeds de halve hemel besloeg en zijn schaduw over de schijnbaar eindeloze huizenzee uitspreidde. (95)

2509
In november 1987, nadat ik de laatste zomermaanden met mijn diverse werkzaamheden in Verona had doorgebracht, de oktoberweken echter, omdat ik niet langer meer op de winter kon wachten, in een hotel dat ver boven Bruneck aan het eind van de vegetatie lag, nam ik op een middag, toen de Großvenediger op een bijzonder geheimzinnige wijze uit een grauwe sneeuwwolk opdoemde, het besluit om naar Engeland terug te keren, daarvóór echter nog voor enige tijd naar W. te gaan, waar ik sedert mijn jeugd niet meer was geweest. (137)

2510
Meer dan vijf of zes graden was het zeker niet, en de wolken hingen zo laag, dat de huizen erin verdwenen en de ochtendschemering niet kon doorbreken. (137)

2511
Een donker, in zwart overgaand wolkendek lag boven het gehele Tannheimse dal, dat een terneergedrukte, troosteloze en godverlaten indruk maakte. (141)

2512
Het was een winternacht en de maan was enkel voor dit laatste ogenblik tussen grote wolken zichtbaar. (172)

2513
Waar de huizenwoestijn zich verder uitstrekte, verhieven zich in de verte geheel en al in de steigers drie door onrustig bewegende groene dekzeilen omgeven woontoren, en nog veel verder weg, voor de in lichterlaaie staande streep lucht aan de westelijke horizon, golfde uit het over de gehele stad heen liggende blauwzwarte wolkendek gelijk een enorme rouwvlag een regenbui naar omlaag. (202)

2514
De schaduwen van de wolken liepen over de steile hellingen en door de ravijnen. (203)