maandag 18 december 2017

de herfst van 2017 – 63


11 december 2017

72 – In Het seksuele bolwerk geeft Harry Mulisch, in een exposé over Freud, een aanzet tot wat je een psychogenese van de milieucrisis zou kunnen noemen. In een ‘geheimzinnige passage’ (Mulisch) van Das Unbehagen in der Kultur beschrijft Freud de ‘Kulturentwicklung’ als een strijd tussen eros en dood, tussen ‘Lebenstrieb und Destruktionstrieb’. Deze strijd is de wezenlijke inhoud van het leven zelf en dus moet de cultuurontwikkeling gezien worden als ‘de strijd om het leven van het mensengeslacht’. Hier, aldus Mulisch, voegt Freud deze voetnoot aan toe: ‘Waarschijnlijk met de nadere specificatie: zoals deze vanaf een bepaalde, nog te raden gebeurtenis moest ontwikkelen.’ (Vertaling van 1984.) Dus: die strijd om het leven zal pas echt losbarsten wanneer ‘een bepaalde, nog te raden gebeurtenis’ zich zal hebben voltrokken. Wat kan die gebeurtenis dan wel zijn?, is de voor de hand liggende vraag.

Harry Mulisch in 1972 - (c) Gijsbert Hanekroot
Freud schreef zijn Unbehagen in 1929-1930. Kan het zijn, zo vraagt Mulisch zich in 1973 af, dat hij al ‘het gas van Auschwitz’ rook, ‘of de paddestoel van Hiroshima’? Of doelde Freud op ‘het afval, waar wij huidigen mee te maken hebben en dat volgens de berekeningen het voortbestaan van het mensengeslacht bedreigt’? Die ‘berekeningen’ zullen wel in het één jaar eerder (1972) verschenen rapport van de Club van Rome hebben gestaan. Als dat zo is, dan houdt Mulisch hier wel heel dicht de vinger aan de pols.

Maar wat staat hier dan eigenlijk? Niets meer of minder dan dat de milieucrisis, net als Auschwitz of Hiroshima, een uiting is van de doodsdrift, die samen met Eros de levensstrijd van de mens bepaalt. Alleen, er is een kwalitatief verschil. A en H zijn nog min of meer eenmalige ‘verstoringen van de kulturele driftenhuishouding’ maar: ‘De milieuvervuiling lijkt van een andere orde te zijn: zij is geen “uitbarsting”, zij komt geruisloos en wordt door niemand gewild, van enige driftbevrediging is geen sprake.’ Mulisch twijfelt: ‘Of toch?’ Zou het kunnen dat de milieuvervuiling het gevolg is van een collectieve neurose, namelijk deze die onze libido kanaliseert in de dwangmatige consumptie van goederen die wij niet nodig hebben? Dit is echter een onstabiele driftenhuishouding. Net zoals bij de neuroticus de doodsdrift de bovenhand kan halen, kunnen ook de productie en consumptie oncontroleerbaar worden: ‘De produktie is te groot geworden, en zoals de libido in de produkten is verdwaald, zo behelst het afval de doodsdrift, die nu [, in tegenstelling tot A en H, PC] de hele mensheid bedreigt.’

Wat verderop, na een beschouwing over hoe na het einde van de Koude Oorlog het de hele mensheid omvattende probleem zorgde voor een ‘ontpolitisering’ waarin ‘de laatste revolutionaire restjes van de zestiger jaren’ opgingen, vraagt Mulisch zich af of deze verlamming van het activisme misschien wel ‘inherent aan de doodsdrift is’ want, zo besluit hij: ‘het is natuurlijk duidelijk dat er maar één remedie is tegen de milieuvervuiling, en dat is een revolutionaire verandering van de produktie’.

Uiteraard moet ik hierbij denken aan het pleidooi dat sommigen nu, bijna een halve eeuw later, en dus na, gezien de omvang van de problematiek, onstellend veel tijdverlies, afsteken voor een ‘ecosocialisme’!