dinsdag 2 januari 2007

Mijn woordenboek (143)

ADEMEN

Een adembenemende oefening bestaat erin zich te realiseren dat de meest onbewuste en tegelijk de meest levensnoodzakelijke aller handelingen ook niet méér is dan een stofwisseling waarbij moleculen die even hard én volatiel zijn als die van een staalgebinte of een kloostertafel of een sneeuwkristal met elkaar in botsing komen en zich transformeren.

Het ademen, als scheikundige reactie, heft het onderscheid tussen het binnen en het buiten op, tussen het inwendige en onze omgeving; de adem is het gepenetreerd worden door wat wij búiten ons denken. Wat wij als binnenkant denken, verschijnt in het ademen als buitenkant, als oppervlak waarop de stofwisseling met het externe plaatsvindt.

Wie zijn laatste adem uitblaast, verbreekt dat chemisch verbond en laat er een ander voor in de plaats komen. Hij wordt een leeg omhulsel – binnen- of buitenkant, dat doet er niet meer toe – van botsende en zich transformerende en desintegrerende moleculen, die ooit door een andere omhulsel zullen worden ingeademd. Of in een staalgebinte, een kloostertafel, een sneeuwkristal zullen terechtkomen.