vrijdag 6 juli 2007

Mijn woordenboek (158)

ADVOCAAT

Een recent opgedoken subcategorie van BV’s is die van de blitse advocaten. Ze doen er alles aan om, al dan niet onder het mom van expertise, de aandacht naar zich, en de potentiële clientèle naar hun zaak, toe te trekken. Jef Vermassen verwezenlijkt in zijn optreden een getormenteerde klerkachtigheid, Piet Van Eeckhaut schildert met zijn voorkomen een tableau van artisticiteit, wijsheid, toewijding aan de Bourgondische levensstijl en diepmenselijke jovialiteit, en het uiterlijk van Walter Van Steenbrugge roept een referentie op aan de staande uitdrukking ‘advocaat van de duivel’. (Tussen haakjes: voor dat soort advocaten heb ik een spontane waardering. Ik mag er zelf af en toe graag zo eentje zijn. Advocaten van de duivel beschouwen het redeneren als een spel, zij zijn bij machte het eigen standpunt tot zijn recht te laten komen door tijdelijk dat van een tegenpartij in te nemen. Zij zijn dus in staat om tegelijk twee standpunten in te nemen – en dat is in mijn ogen een kwaliteit.) Maar goed, ik had het over advocaten en hun uiterlijk. Walter Van Steenbrugge sluit qua uiterlijk het dichtst aan bij een soort van onverhuld malafide magistraten, types die eruitzien als tippelbazen die net hun zwarte Porsche Cayenne op het trottoir voor het gerechtsgebouw hebben geparkeerd. Strak achteruitgekamde, meestal erg lange haren, diep in de kassen liggende ogen, een gehavende of ongeschoren huid, een onverholen machogedrag – ze hebben een uiterlijk in elk geval dat op de een of andere manier mikt op de expressie van een soort van vrijgevochtenheid: deze advocaten spelen binnen de strakke rechtsorde cavalier seul, het zijn vrijbuiters, mannen die met verbale bravoure tegen de stroom van de publieke opinie in durven te roeien. En die, dat vooral, met hun voorkomen uitdrukking lijken te geven aan hun wil om boven goed en kwaad verheven te zijn.

Ik mag het hier misschien niet verklappen omdat het misschien wel een schending van de privacy is maar ik kan het toch niet laten: ooit zag ik op een maandagavond tegen half twaalf aan Van Steenbrugge een nachtwinkel in de Ezelstraat aandoen. Hij kocht er een fles champagne en kaarsen, terwijl buiten, vierkant geparkeerd, zijn wagen – een donkere en dure – stationair stond te draaien.

Zie voor Dick Advocaat: Mijn eigen namen (14)