donderdag 6 september 2007

De kunst van het kijken (6)

Dit is de zesde aflevering in een reeks die is gebaseerd op het boek Jon Thompson, De kunst van het kijken, Ludion, 2006. De auteur bespreekt een tweehonderdtal ‘moderne’ schilderijen.
De opzet van deze stukjes is dat ik eerst beschrijf wat en hoe ik zie, pas nadien de tekst van Thompson lees en zo nodig mijn ‘lezing’ van het schilderij aanvul.


Gustave Moreau, Jong meisje met het hoofd van Orfeus (1865)

Een vrouw met een hoofd en een dubbelfluit in haar armen. Of is het een lier? Dat moet dan de lier van Orfeus zijn, zoals de titel me aangeeft. De vrouw is langoureus, gelaten. Ze draagt een uitgelezen gewaad. En verder is er somberheid en een symboolzwangere omgeving met alpinistische fluitspelers op een rots en warempel twee schildpadden (in de rechterbenedenhoek) die ook wel iets zullen willen betekenen. Natuurlijk zie ik dat allemaal, maar het zegt me niets en eigenlijk zie ik niets. Dat symbolistische is er te veel aan, dat doet het niet meer in mijn symboolblinde tijd. We kennen al die codes niet meer, we hebben er lak aan, we hebben genoeg aan wat zich hier en nu aandient.
Dit schilderij confronteert mij met mijn ongenuanceerde en wellicht onbezonnen afwijzing. Ik vind die voeten te groot, die hele situatie zo gewrongen als maar kan, het koloriet ziekelijk. Waarom is de linkerhelft van het schilderij overvol en de rechterhelft leeg? Die hele wufte sfeer roept me Huysmans’ A Rebours voor de geest, en daarin die nare estheet Des Esseintes.

Thompson:

Dit meisje op het eiland Lesbos heeft net het hoofd en de lier van Orfeus gevonden. De Menaden in de Hebron hebben Orfeus verscheurd omdat hij niet aan de verleiding heeft kunnen weerstaan om achterom te kijken tijdens zijn poging om zijn door een slangenbeet gestorven Eurydike uit de onderwereld terug naar het leven te brengen.
(Menaden, of maenaden, zijn bacchantes ofte zeer fysieke dames die zich met graagte overgeven aan de cultus van Dionysos – en daar verwijzen dan die fluitspelers op de rots naar. Hun dionysische – wilde, wulpse, extatische – muziek staat tegenover de beredeneerde, koele, verstandelijke muziek van Apollo, die ook door Orfeus op zijn lier werd gespeeld.)

Gustave Moreau verzette zich tegen de apollinische impressionisten. Hij wou, weg van de beredeneerde observatie van het zichtbare, een terugkeer naar het mystieke en het gevoel. Rijke stoffering en ornamenten zijn hem daarbij behulpzaam.

(Over de schildpadden zegt Thompson niets.)