woensdag 6 februari 2008

Dag 160 vVH&C

080126 en 080206 – Ik zie een tweede keer Into the Wild van Sean Penn. Ik licht hier drie thema’s uit deze indrukwekkende film en maak daarvoor, behalve van mijn notities, gebruik van een website waarop een aantal quotes uit de film werden verzameld.

De namen

Al in de allereerste seconden valt de naam van het hoofdpersonage. Zijn echte naam. Zijn moeder schiet wakker uit een nare droom en zegt huilend tot haar man, die haar probeert te kalmeren, dat ze Chris heeft gezien. Pas veel later zullen wij begrijpen dat deze scène chronologisch niet op de juiste plaats in de film komt. De jongen die Chris heet, noemt zichzelf op zijn tocht naar Alaska ‘Alexander’. ‘Alexander Supertramp’. Hij schrijft die naam met een gevonden lippenstift op een spiegel. Hij gebruikt die naam om in een daklozenasiel een bed te versieren. Hij signeert ermee in zijn woning-autobus een boodschap die hij – alle tijd van de wereld – in een plank heeft gekerfd.

I need a name, zegt Chris/Alexander in het begin van het verhaal. Pas veel later komen wij te weten waarom hij dat zegt. Er blijkt iets niet te kloppen in zijn relatie met zijn ouders – de naam die hij heeft gekregen kan hij niet echt de zijne noemen.

Pas wanneer Alex inziet, door een tekst van Tolstoj te lezen, dat het geluk in de wereld ligt en niet ernaast of erbuiten, in de natuur, beseft hij dat je de dingen moet aanvaarden zoals ze zijn, dat je ze met andere woorden bij hun naam moet noemen. En hij wordt dan ook opnieuw Chris: je moet je naam, je gesternte, aanvaarden. Het bord dat hij in de autobus achterlaat ten behoeve van wie hem zal vinden, ondertekent hij met zijn echte naam.

De waarheid

Alex gaat Thoreau achterna. Het fanatisme van Rather than love, money, fame or fairness, give me truth, Alexanders variante van een Thoreau-quote. ‘Dé waarheid’ wordt als levensdoel hoger gewaardeerd dan, bijvoorbeeld, de liefde. Dit is een absolutisme. Ergens in de film wordt het verlangen naar Alaska te trekken een vorm van extremisme genoemd. Vanuit dat extremisme zegt Alex tot het hippiemeisje, dat hem doodgraag ziet: ‘Als je iets wilt in het leven, moet je het grijpen.’ Zij doet datgene wat hij niet bedoelde toen hij het zei: ze grijpt hem vast.

Alaska zou dan – met het adagium The West is the best op de achtergrond – waarachtig zijn, in de zin van: ongerept, blank, maagdelijk. Maar niets is natuurlijk minder waar. Er staat – godbetert – midden in die wildernis een autobus, en Alex is wel zo pragmatisch aangelegd om daarin zijn intrek te nemen. Dat die bus daar staat, suggereert: Thoreau kon het misschien nog (hoewel?, echt een succes was dat och ook niet), maar vandaag kun je nergens nog heen als je de wereld wilt ontvluchten. Zo’n absolute waarheid is er niet (meer). Wayne, de vriend in het graanbedrijf waar Alex een tijdje werkt, confronteert hem met de nuchtere vraag: Into the wild? Wat ga je daar doen? En hij waarschuwt Alex: This is a mistake. Hij maant hem aan daarin niet te ver te gaan, voorzichtig te zijn. Ook Jan, de hippievrouw, maant Alex aan tot voorzichtigheid.

Het geloof

‘Je bent Jezus niet’, zegt de hippieman Rainey tot Alex. Ze hebben het over op het water lopen en zo. Dit is niet de enige verwijzing naar het Christusverhaal: Jezus tussen de wijzen in de tempel (Chris die zijn diploma in ontvangst neemt aan de universiteit); de gekruisigde (Alex drijft in die houding op het water); de bekoring van Maria Magdalena waaraan Chris weerstaat (het zestienjarige hippiemeisje); de bergrede, enzovoort. Er is ook een scène met een oude man die zijn vrouw belt en haar smeekt hem nog één kans te geven. Maar zijn spreektijd dreigt af te lopen. Chris geeft hem nog een muntstuk, zijn laatste. ‘Ik kan nog wat langer met je spreken’, zegt de man, ‘er is net a quarter uit de hemel gevallen.’ En is het te ver gezocht om in de scène waarin Alex, alleen in Alaska, zijn wanhoop uitschreeuwt – ‘God, kan je dit zien?’ – een echo te zien van Christus’ wanhoop aan het kruis: ‘Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’?

‘Je bent Jezus niet’ – dat blijken wijze woorden. Natuurlijk is Chris Christus niet, dat kan er maar één zijn. Maar hij is het in zekere zin toch ook wél want wat is dit verhaal van een vlucht naar Alaska anders dan een parabel waarin het lijden van één man vele andere mensen dichter tot elkaar brengt?

Min of meer gelijkaardige woorden worden door Chris’ moeder uitgesproken tijdens een ruzie met haar man. Die heeft beslist het kerstfeest te schrappen. ‘Dat kun je niet zomaar doen’, zegt de vrouw. ‘Je kunt Kerstmis niet schrappen. Je bent God niet.’ Hier en in het geval van Alexander/Chris betekent dit zoveel als: mensen zijn en blijven mensen. Ze hebben hun naam. Het goddelijke, absolute, is voor hen onbereikbaar. En zij kunnen ook niet, zonder dood te gaan, de wereld verlaten.

De liefde

Jan, de vrouw van het hippiekoppel dat Alex een tijd onder zijn hoede neemt, zegt het hem: You can’t depend entirely on leaves and berries. ’t Zal, op een puur gastronomisch niveau, blijken te zijn een omineuze mededeling, maar er zit natuurlijk meer achter. Een mens heeft anderen nodig, kan niet ongestraft elk aanbod van liefde en vriendschap weigeren. Alex is daar niet van overtuigd. Geluk schuilt niet alleen in menselijke relaties, zegt hij nog tot de oude man. Hij ziet te laat in dat hij het verkeerd voor heeft. Happiness only real when shared, krast hij met zijn laatste krachten in zijn boek met verhalen van Tolstoj. Daarom is deze film ‘een hartverscheurend liefdesverhaal’. Ook die woorden worden effectief uitgesproken in de film, uitgerekend op een plek waar een ouwe knutselaar met allerlei afval een soort heiligdom heeft gebricoleerd. God is Love, prijkt er boven op zijn afvalberg. En liefde is er, zegt de oude man die Alex graag had willen adopteren, als je vergeeft. ‘Als je vergeeft, laat God zijn licht op je schijnen.’