dinsdag 13 mei 2008

Dag 258 vVH&C

080506 en 080513 – Op een dag kreeg ze een brief, een e-mail eigenlijk, van haar man. Of vriend. Of geliefde. Enfin, het doet er niet toe en nu al zeker niet meer want het was een afscheidsbrief. Gesteld in voorzichtige, omcirkelende, weloverwogen bewoordingen, diplomatisch, koel, onvermijdelijk keihard. Prenez soin de vous is de laatste zin in die brief. Zorg goed voor jezelf. Zorg goed voor jezelf [want ik zal niet meer voor jou kunnen zorgen aangezien ik er niet meer zal zijn en dus zal je het zelf moeten doen]. Zoiets. De Franse kunstenares Sophie Calle, want aan haar was die brief gericht, stuurde een kopie van de brief naar honderdzeven bekende en minder bekende vrouwen met de bede om er ‘iets’ mee te doen vanuit de eigen leefwereld, de eigen professie, de eigen kunstdiscipline, de eigen gevoeligheid. Dat leverde honderdzeven bijdragen op – brieven, tekeningen, filmpjes met iemand die danst, iemand die zingt, iemand die acteert… – en al die reacties werden door Calle samengebracht eerst voor het Frans paviljoen op de Biënnale van Venetië en nu in de – op zich al indrukwekkende – leeszaal van de Bibliothèque Nationale in Parijs. (Er hoort ook een heel mooie catalogus bij de tentoonstelling - die behalve uit de documenten ook uit foto's bestaat, die Calle van de honderdzeven vrouwen heeft gemaakt: vaak heel mooie en in elk geval technisch stevig uitgevoerde portretten, waarop ook is vastgelegd hoe de vrouwen op de brief reageren.)

Net als in eerder werk tast Calle de grenzen af tussen privé en openbaar, verkent ze de listen en lagen van voyeurisme en exhibitionisme, speelt ze met de verwarring die ontstaat wanneer feit en fictie in elkaar overvloeien.

Die verwarring zet zich over op de bezoeker van de tentoonstelling. Er is gêne, soms is het amusant. Een fadozangeres zingt de brief met veel gevoel voor drama, maar schiet af en toe in de lach omdat ze vindt dat de brief onvoldoende poëzie bevat voor een fado-interpretatie. Een vrouwelijke clown leest de brief voor op een hilarisch-komische manier (‘oh, qu’est-ce qu’il y a ici, une parenthèse, ohlala, j’aime les parenthèses!’). Een actrice leest de brief voor terwijl ze een ajuin schilt – wat dan de tranen in haar ogen moet verklaren. De zangeres Guesch – Etienne, Etienne! – Patti leest de brief voor, gezeten op een bank, terwijl achter haar een betoging door het beeld schuift. Een scenarioschrijfster heeft op basis van de brief een scenario geschreven. Een componiste een compositie. Een romanschrijfster een verhaal.

Sophie Calle heeft haar verdriet verwerkt, zoveel is zeker. Ze heeft goed voor zichzelf gezorgd. Hoe ‘G.’ er vanaf komt, is minder duidelijk. Door de tentoonstelling waart een ternauwernood ingehouden feministische bulderlach zoals die ook wel in de lezersbrieven van de Marie Claire in enigszins besmuikte vorm zal doorklinken, het antwoord van de veelgeplaagde vrouw op de mannelijke arrogantie: hoe durft hij het te zeggen, zorg goed voor jezelf (terwijl het natuurlijk ook alleen maar een onhandige formulering is van een menselijk wezen dat evengoed verdrietig is). De vrouwen hebben zich vakkundig gesolidariseerd en over het weerloze slachtoffer gebogen. Calle geeft zich bloot – zij heeft zich blijkbaar zelf ook in die man vergist – maar slaat terug met haar tot kunst gesublimeerd verdriet. De tentoonstelling aarzelt tussen wanhopige want vergeefse liefdesverklaring (alsnog) en afrekening, tussen vraag en wraak.