vrijdag 27 juni 2008

Dag 300 vVH&C

080613 en 080617 -
Een licht dat schijnt van vroeger

Ik heb vier uur lang gefotografeerd in dit museum. Ik kende het niet, er is een wereld voor mij opengegaan. Een wereld van glorieus licht en verstild verleden.

Het licht valt er op raderen en kuipen die voorgoed zijn stilgevallen en opgeblonken, op vitrines waarin het leven en het geratel, de geur en de hitte worden bewaard. Op foto’s zie ik de groeven op de gelaten van vroegere brouwers. Hun neuzen, waarmee zij gist en gerst proefden.

Het lover van de buitenbomen werpt binnen zijn grillige schaduwen: op een vloer van baksteen, een trap van hout, op het versgeverfde instrumentarium van vergane, niet langer borrelende en bruisende bedrijvigheid. De fusten en de kolven.

Vier uur lang vang ik dat licht in dit bierhiernamaals. Nu eens is het gedempt, dan weer valt het met alle geweld naar binnen: ik zie door het raam hoe buiten, boven het land, de wolken de zon plagen. Vier uur lang zie ik hoe die wolken binnen een koperen buis doen glanzen. Stoffige tonnen zacht omarmen. Spelen in de kuipglazen van merken die smaken naar wat ze zijn. En naar meer. Schaduwen werpen, bijvoorbeeld op de muur naast de allang gortdroge flessen op het flessendroogrek. En in dat licht, dat overvloedige licht, danst het stof van al die jaren.

Het buiten en het binnen van dit museum. Ik zie hoe buurman – laten we hem Jos noemen – hoe buurman Jos tuiniert. De wind en de zon spelen door zijn schaarse haren en in de hangkruin van een treurwilg achter hem. Een van de vierkante raampjes naast een tentoonstellingspop wordt een vierkant landschapje in de beste schilderstraditie: een akker, bomen, een loods, de lucht en de wolken en twee kraaien die daar als op een Gustave van de Woestijne doorheen vliegen – het hele museuminterieur wordt er donker van.

In een van de krochten van deze bewaarplek voel je de nadering van het café: je ziet een afgevoerde tapkast, lege vaten, wat toogalaam. Een wulpse dame – zij het een afgietsel – met presenteerblad. Maar vooral: je hóórt hier vanalles. De stemmen, het stille genieten van het gerstenat, muziek. Non, je ne regrette rien!

En dan, dan wacht de grootste vreugde van de dag: dat ik, vanuit die wereld van licht en glans die voor mij is opengegaan, vier uur lang, een tweede nieuwe wereld betreden mag, een nieuwe oude wereld, een zoals er in mijn stadse wereld geen meer bestaat: een wereld van kout en conversatie, een café waar nog mag worden gerookt, een Snoek of twee van ’t vat. Een wereld van in géén tijd vrienden maken voor het leven. En elkaar, en zichzelf, dan weer vergeten.

Proost! Troost!


Deze tekst is opgenomen als onderdeel van het project WoordBeelden.