vrijdag 4 juli 2008

Mijn woordenboek (194)

AFLEREN

Ik verdenk mezelf er van nogal conservatieve pedagogische principes te huldigen. ‘k Heb niet zo’n hoge pet op van ’s mens vermogen om met vrijheid om te gaan. Zeker kinderen hebben het er wel al eens lastig mee. Het is een misvatting, durf ik dan wel eens te denken, om ervan uit te gaan dat ze niet graag in een duidelijke wereld zouden leven.

Als je een goudvis, die al zijn hele leven in een kleine bokaal heeft rondgezwommen, opeens in een veel groter kubusvormige aquarium steekt, dan zal hij ook in dat grotere vierkant alleen maar kleine rondjes zwemmen. Als je een muis in een kooi bij het overschrijden van een denkbeeldige lijn telkens een elektrische schok toedient, dan begeeft hij zich na een tijdje niet meer naar de overkant.

Ik ben een behaviouristische overtuiging toegedaan en geloof derhalve dat op die manier, of toch ongeveer, kwalijke gewoontes kunnen worden tegengegaan. Zoals daar zijn neuspeuteren, nagelbijten, puistkrabben, of gewoon: ambetant zijn, een gebrek aan inzet en verantwoordelijkheidszin, computerverslaving.

Ja, zo’n conservatieve zak ben ik.

En dan vraag ik me af met welke sanctioneringen en/of beloningen ik mezelf van allerlei kwalijke gewoontes zou kunnen verlossen. En hoe ik eindelijk die dwaze drang tot afleren afleer.