donderdag 17 juli 2008

Mijn woordenboek (197)

AFPAKKEN

‘Dat kunnen ze mij niet meer afpakken.’ Onlangs wees iemand mij erop hoe fundamenteel negatief de instelling is die achter dat zinnetje schuilgaat. Dat trof mij pijnlijk want ik had mij de afgelopen jaren meer dan eens tot het gebruik van die zelfpaaiende dooddoener laten verleiden. De uitspraak lijkt autonomie te benadrukken maar verraadt in werkelijkheid resignatie, de houding van de geslagen hond die er zich bij heeft neergelegd dat hij uiteindelijk alles moet inleveren en niets zal overhouden. Het is een levensmoeë zin, die het tegendeel van veerkracht en inspiratie uitdrukt. Want zeg nu zelf: datgene wat niet meer kan afgepakt worden, is dat niet meestal een eenmalig en efemeer iets? Het zinnetje verraadt de spijt, ja zelfs de wanhoop, die wordt veroorzaakt door het besef dat je iets dergelijks nooit meer zult kunnen evenaren. Daar sta je dan, met datgene wat ‘ze mij niet meer kunnen afpakken’. Je blijft evengoed met lege handen achter – enkel de herinnering aan een ervaring of een smaak blijft over en zijn herinneringen niet bij uitstek datgene waarvan het behoud nooit verzekerd is?