zondag 9 november 2008

Het bestáát (42) / Droom # 12

081028 – Er is een bui terwijl de zon schijnt en een regenboog, dus. Dat zie ik allemaal wanneer ik ben opgestaan en door het raam kijk: nu al kan mijn dag niet meer stuk. De droom van de hond speelt nog in mijn hoofd wanneer ik vroeg – laat volgens mijn gewoonte maar toch nog vroeg – dwars door de stad fiets. Ik zou met S vanuit een stad die aan de ene kant van de bergen lag naar een stad die aan de andere kant van de berg lag stappen. Wanneer we de stad verlaten, sluit een hond zich bij ons aan. Het is een mooie en vriendelijke hond. Iets tussen schaper en labrador, ros van kleur. We halen hem aan, besluiten hem mee te nemen als hij dat zelf wil. De hond stapt een eind mee, maar loopt dan toch weg. Op dat ogenblik zien we een man die uit een uurwerkenwinkel stapt. Hij heeft een wekker gekocht. Een designontwerp van een beroemde uurwerkenbouwer uit de jaren 1950. Dat is het laatste beeld van de droom. Het lijkt mij een vriendelijke droom, denk ik terwijl ik langs de Sint-Annakerk fiets. De kerk is gesloten. Twintig jaar geleden trouwde hier een vriend. Hij was een hele goede vriend, hier zouden ze zeggen: twee zielen in één zak. De kerk is gesloten. Wat verderop loopt een Zuidoost-Aziatisch uitziende man. Hij wandelt met zijn handen in zijn zakken, kijkt nors en praat luidop in een vreemde taal. Pas wanneer ik hem voorbij ben, besef ik dat hij aan het telefoneren is met zo'n oorschelpfoon. Hier loopt hij in Brugge, de handen in de zakken, te praten met iemand aan de andere kant van de wereld. Die loopt misschien ook nors over straat met zijn handen in zijn zakken luidop te praten. Ze zijn draadloos verbonden. Ja, natuurlijk zijn ze draadloos verbonden! Dat is nogal wiedes. Stel je eens voor dat ze niet draadloos zouden verbonden zijn! Honderd meter verder zie ik nog iets moois. Iets wat ik nog nooit heb gezien. Een jonge vrouw komt het Jan van Eyckplein opgefietst. Zij draagt een mooie rode jas met grote ronde zwarte knopen. Zij is blond. En zij fluit! Zij fluit een wijs terwijl zij het plein op fietst. Dát is het moment waarop ik in mijn hoofd begin te schrijven. Over de ene kant van de stad en de andere, de ene kant van de wereld en de andere, het meisje met de rode jas en de gesloten kerk, en het draadloos verbonden zijn van dat alles.