dinsdag 24 maart 2009

Mijn woordenboek (221)

AFTREKKEN

Ware het niet dat het te idioot is om het je af te vragen maar: waarom hebben we het niet over optellen, delen of vermenigvuldigen als wij, mannen, het hebben over de handeling die wij met het werkwoord aftrekken benoemen? En ja, een handeling is het inderdaad.

Omdat – uiteraard – wij op dat ogenblik, of in dat schamele minuutje, niet iets mathematisch aan het doen zijn, maar wel iets verrichten dat veeleer past in het register van de botanica of de tuinbouw: we trekken en we lijken wel zo hard te trekken dat we iets met wortel en al willen uitrukken (afrukken), iets vervelends, een soort onkruid of dan toch een kruid dat op tijd de bodem uit moet omdat het anders zou rotten, stinken, versterven.

Hoewel. Iets mathematisch heeft het toch ook in zich, die handeling. Want vermeerderen doe je in elk geval niets. Gaat en vermenigvuldigt u: aan dat dictum geeft de onanerende evenmin gevolg. Het dient de voortplanting niet, zouden de eugenetici en rubberdeskundigen in het Vaticaan stellen. Delen? Ach, neen. Je zorgt voor de Auslösung van een paar honderdduizend potentiële nazaten. Je doet iets waardoor je in elk geval iets vermindert en dus is aftrekken nog niet zo’n gekke omschrijving. ’t Is als stoom aflaten. Een hygiënische handeling, een kwestie van energiehuishouding. Iemand zei me zelfs ooit, ik geloof dat het X was, ja, hij was het, dat het goed is voor ‘de prostaat’. Je moet de zak af en toe ledigen want anders kiemen er ziektes in.

Enfin, wat er ook van zij – ach, neen, er zij niets van. Laat maar. Het heeft niets te betekenen.