dinsdag 30 juni 2009

Mijn woordenboek 224

AFVRAGEN

De grootste kunstenaars zijn zij die ons op een andere manier naar de wereld doen kijken. Zij doen ons andere vragen stellen, zij stellen de wereld, of toch zeker onze visie erop, ter discussie. De woorden waarmee wij die wereld benaderen, bevragen. En onder die grootste kunstenaars zijn de allergrootsten zij die het met gewone middelen doen, zonder overdrijvingen of overdreven effectbejag. Wim Sonneveld was een van die grote kunstenaars. En in zijn discipline, het zogenaamde cabaret, was hij ongetwijfeld een van de allergrootste. Hij speelde met ons aanvoelen van de gewone dingen, zette op een venijnig-vileine wijze onze waarden op hun kop, keerde onze taal binnenstebuiten. Met de hulp van tekstschrijvers vaak, het moet gezegd. Zo speelde hij het klaar om in de sketch ‘De gulle lach’, toen heette dat nog een conférence, een woord zodanig de nek om te wringen dat in de hoofden van velen, in het mijne bijvoorbeeld, elke keer als het wordt gebruikt ook Sonnevelds versie meeresoneert. In een Amsterdamse straat staat op een ladder, een wankele ladder ongetwijfeld, een schilder. Hij is in de tekst van Simon Carmiggelt de ik. Hij ergert zich aan het optreden van een flauwe grappenmaker die hem, van onderen aan de trap, allerlei onnozeliteiten toeroept en maar blijft ouwehoeren over hoe beter het vroeger was en hoeveel plezier de mensen toen wisten te maken. ‘Waar, meneer Sonneberg’, zegt die man, ‘is op heden te Amsterdam de gulle lach gebleven?’ Die bizarre woordvolgorde is al goed gevonden, maar het zinnetje dat daarop volgt zorgt voor een pointe waar je nooit genoeg van krijgt. U moet het zich afgemeten uitgesproken voorstellen: ‘Waar, meneer Sonneberg, is op heden te Amsterdam de gulle lach gebleven? …Dat vraag ik u af.’

facebookbericht 11

sprak gisteren met een man van 86 die gelukkig zat te wezen op een bank in zijn tuin, en daarna met zijn vrouw, met wie hij volgend jaar zestig jaar getrouwd zal zijn, en ook nog met zijn broer, van wie ik eerst dacht dat het zijn zoon was.

dag 664 – 090611 donderdag

Hoe komt het dat ik over de nieuwste Almodovar, Los Abrazos Rotos (de verbroken omhelzingen), zo weinig weet te vertellen? Het is zo veel, er zijn zoveel beelden, kleuren, karakters en conversaties dat ik niet weet waar te beginnen. Al bij de eindgeneriek besef ik dat ik de film nog eens, nog twee, drie keer zou willen zien en dat ik pas dan, misschien, in staat zou zijn er iets zinnigs over te zeggen. Sommigen zeggen: Almodovar herhaalt zich. Dat interesseert me minder want ik heb er nog maar twee of drie gezien en daardoor is ook deze nog origineel voor mij. Het is in elk geval rijke cinema, iets waarop je niet meteen bent uitgekeken, geen schraal Waals sociaal drama.

1820 / Zwankendamme 1

maandag 29 juni 2009

facebookbericht 10

ontdekte vanmorgen dat als een trein met veel geraas gepasseerd is de draden van de bovenleiding nog enkele seconden tegen elkaar blijven tingelen.

35 * 28,78 * 756

Zonder muziek dit keer. ’s Avonds, de zon staat al laag. Daardoor zie ik, die westwaarts rijd, niet bijzonder veel. Een eind lang rijdt iemand een honderdtal meter voor mij uit. Te snel om bij te halen, niet snel genoeg om verder uit te lopen. Wat mij dan tóch in de verleiding brengt om het gat te dichten – zoals dat dan zo plastisch wordt gezegd. Maar ik blijf zitten. Grijp zelfs niet de gelegenheid te baat om mee te springen met een renner met Quickstep-broek, die mij voorbijstuift met een snelheid van, schat ik, 33 of 34. Ik zie hoe de Quickstepper al na een kilometer of zo bij de voor mij uit rijdende fietser is. En die bijt zich wél vast in de locomotief. Het tweetal neemt meer afstand. Maar nog eens een kilometer of twee verder haal ik de man met de Quickstep-broek in: hij staat aan de kant te telefoneren. Wat later – en dat allemaal langs het kanaal naar Oostende – hoor ik hem aansluiten. Het fijne geluid van keurig gesmeerde raderen. Maar hij haalt me niet in. Ik rijd gewoon door, tot ik niets meer hoor: hij is linksaf ingeslagen, richting Roksem. Na het keerpunt heb ik wind tegen maar avondlicht mee, zodat het landschap zijn mooiste kleuren aan mij kan tonen. Opnieuw langs het kanaal zie ik het pelotonnetje rolschaatsers, dat ik op de heenweg kruiste, aan de overkant de tegenovergestelde richting uit schaatsen: voorovergebogen, als winkelhaken in elkaar passend, de armen in een op elkaar afgestemd ritme heen en weer zwaaiend. Een mooi zicht. Bij de betonfabriek staat een speciaal konvooi vertrekkensklaar.

dag 663 – 090610 woensdag

droom #21
Dat ik samen met mijn vader in een zaal ergens in Italië naar een wondermooi stuk live gebrachte klassieke muziek zit te luisteren en dat wij allebei beseffen dat dit resultaat veel werk heeft gevergd. Een gevoel van intense tevredenheid en verzoening.

wenkbrauwenspel
Een fragment van de nieuwe film van Ken Loach, Looking for Eric. Een depressieve postbode wordt geholpen door de ex-voetbalster Eric Cantona, die ook zijn problemen lijkt te hebben. Toen hij geschorst was, moest hij, zo zegt hij tot de postbode, zichzelf een doel stellen om overeind te blijven. De postbode zucht: ‘Jij bent een ster, maar toch ook een mens, hé.’ Waarop Cantona, met charmant Frans accent: ‘I’m not a man. [korte pauze en dan, zeer gewichtig] I’m Eric Can-to-na!’ De voetballer verplettert gedurende enkele lange seconden de postbode met een weloverwogen wenkbrauwenspel en daaronder een ondoorgrondelijke blik. De postbode is danig onder de indruk. Waarop Cantona, de voetballer-acteur, in een luide lach uitbarst en meteen de hele gewichtigdoenerij ondergraaft. Een prachtig fragment – ik heb echt zin om die film te gaan bekijken.

baraque lecture 1
Met De uitverkorene lijkt de oude Thomas Mann (hij voltooide het boek in 1951) enkel nog het pure vertelplezier voor ogen te hebben gestaan, het genot van het taalspel. Hij schotelt ons een ouderwetse vertelling voor waarin we ons, al dan niet, naar gelang van hoe we gemutst zijn, kunnen verliezen. Het doet er allemaal niet zo toe, de inzet is veel minder hoog als bij De Toverberg of Doctor Faustus. (Net zo zal het er bij de Krull al niet meer zo toe doen.) Hier en daar krijg je nog wel tussen de regels een bespiegeling bij het wezen van het christelijke, meerbepaald katholieke geloof – de hypocriete verwevenheid van geestelijkheid en lichamelijkheid; het zwelgen in het obscure en al te aardse; de moeilijke verknopingen tussen kwezelachtigheid en wereldse machtsdrang – maar dat blijft toch vooral en sourdine. Voorop staat het vertelplezier, het vertellen van een spannend en vaak ook vrolijk verhaal.

vrijplaats
Een gesprek met B. Over het zoeken en vinden van een vrijplaats. Dat kan een computer of een eigen atelier zijn, of de kans om op reis te gaan – maar het heeft in elk geval met tijd te maken.

facebookbericht 9

was gisteren op ziekenbezoek in een ziekenhuis waarin de kleuraccenten de algemene grijsheid niet konden verhullen, net zomin als het kunstgras op het dak van de in de kelder gestopte cafetaria en het vogelgezang dat in de gang uit de luidsprekers kwetterde.

1819

Col du Lautaret - 090530

zondag 28 juni 2009

mirage 13

dag 662

090609 dinsdag
Om 2 uur halen de muggen mij uit de slaap die ik slechts met de grootste moeite had verworven. Ik was net iets aan het dromen over nichterige verkopers van iPhones of hoe heten die dingen die een tijd geleden voor heel veel geld niet snel genoeg konden worden aangekocht en die nu, nog geen jaar later, aan dumpingprijzen rond de oren worden geslingerd? * Ik breng de nacht door met lectuur en schrijven, onder meer een aanzet tot mijn vierde brief naar Bunnik. * Ik wens S een gelukkige verjaardag. Ze is blij met het boek Le Musée de Marcel Proust. * Trein van ½ 8, die om ½ 9 in Brussel zou moeten aankomen maar dus niet want er is ‘tussen Oostkamp en Beernem’ een ‘persoonlijk accident’ gebeurd. De trein wordt omgeleid en moet vervolgens voor zowat alle lichten halt houden (maar ik merk er niet veel van want ik val in een quasi comateuze toestand) en uiteindelijk kom ik pas ¾ 10 aan. […]. * Op de terugweg is het opnieuw vechten tegen de slaap, maar ik slaag er toch ook in om te lezen in De uitverkorene van Thomas Mann. * […]

facebookbericht 8 / de dingen 6

kocht gisteren in een braderie vier pakken 'graphite Conté 1012 N°1'-potloden (made in U.S.A.) van telkens twaalf stuks en daarvan bleken alvast alle potloden van het eerste pak gebroken te zijn. En maar slijpen!

1818

zaterdag 27 juni 2009

dag 661

090608 maandag
[…] * […] * Raymond van het Groenewoud stond in De Slegte aan de kassa. Hij rekende af en zei toen vriendelijk: 'Nog een prettige namiddag verder.' * Nu opnieuw: Poëziekrant en dan het eten met de kinderen: cordon bleu met boontjes uit een bokaal en rijst. […] * We praten over de verkiezingen. Ze dragen het hart links, wat mij tevreden stelt, zeker als je weet hoe rechts die jongeren tegenwoordig stemmen. T vertelt dat in zijn klas 10 % Blok stemt en 15 % Dedecker. CVP is in die beperkte poll de grootste partij met liefst 35 %. En dat bij 18-jarigen. Je zou dat de 18-jarigen van dertig jaar geleden, mij dus, toen, eens moeten hebben verteld! * De laatste keer de leesclub van Ver-Assebroek: Het leven van Pi. Ik begin met een afscheidsspeech, gebaseerd op wat ik Luc Huyse op de radio op weg naar Ver-Assebroek heb horen vertellen: leesclubs zijn een van de middelen om te strijden tegen het nieuwe analfabetisme, dat is ontstaan als gevolg van de commercialisering van de media. Ik krijg een overtuigend dankgebaar: kaartje en fles. * […] * […]

facebookbericht 8

zag gisteren op de middag in Blokken een kandidaat uit Zwankendamme en daar ging hij in de namiddag ook fotograferen - waardoor Zwankendamme gisteren twee keer in zijn leven kwam, net zoals in deze zin, overigens.

1817

Ampus (F) - 090529
'Just Married'

vrijdag 26 juni 2009

reactie

Toen ik daar 2 weken geleden fietste -ergens tussen Houtave en Zuienkerke op die lange kasseiweg- stond dat paard daar ook!! Met dezelfde erectie!!
Misschien toch eens een veearts consulteren me dunkt??
Liefs,
B.

Terugblik (30) 520/1000

Laten we maar even buiten beschouwing laten dat ik, door aan de hand van deze foto een kenmerk van goede fotografie toe te lichten, zou kunnen suggereren dat ik dit een goede foto vind. Ik laat dat aan uw oordeel over.
Het meest opvallende aan deze foto is dat hij een uitsnede is en, op die manier, ook zegt dat elke foto een uitsnede is. Hier wordt de werkelijkheid tegelijk kleiner gemaakt, én groter. Die dubbele beweging, daarover gaat het hier.
We bevinden ons in de binnenruimte van een huizenblok. Meestal overheersen daar groezeligheid en wanorde. Half ingevallen bijgebouwen, afbladderende verf, wasdraden, schotelantennes. Niets van dat alles hier, en precies dat valt op. Het oog van de fotograaf valt op enkele opvallend egale achtergevels. Hij ziet de mogelijkheid om, door precies te kaderen, die achtergevels van de andere, ‘normale’ achtergevels, te isoleren. Daardoor maakt hij van het kaderen zelf het thema van zijn foto. Achteraf – natuurlijk achteraf want zo gaat het meestal – merkt hij dat dit thema er onderhuids ook op een andere manier in steekt want is niet elk van de ramen die op deze foto te zien zijn zelf een kader?
Kaderen, of kadreren, is uitsnijden. De fotograaf vangt een stuk werkelijkheid in zijn zoeker en snijdt het uit. Hij sluit al het andere, dat er uiteraard ook was, uit. Maar door die operatie van verkleining hoopt hij ook iets algemeens te vangen. In dit geval is dat: het uitsnijden zelf. En in dat algemene maakt hij nu net die verknipte werkelijkheid groter. Geslaagd is de foto die deze paradoxale beweging vat en aanschouwelijk maakt.
Ik herhaal: ik laat het aan u over om uit te maken of dit een geslaagde foto is.
Aanvankelijk gaf ik deze foto een titel: ‘Rear Windows’. Nu laat ik deze titel weg.

dag 660

090607 zondag
[…] * Ik ga stemmen in het schooltje aan de Gerard Davidstraat. Mensen kijken van achter hun ruiten op de eerste verdieping naar de talrijke passanten. […] * Om 11 vertrekken we naar […] Bottelare, maar dat blijkt een hele klus want de doortocht van Merelbeke is verstoord, en op die manier geraken we slechts na een hele omweg via Zevergem, Semmerzake en Melsen op onze bestemming. De deur van de riante woning staat open. […] De schilderijen van R. […] De tuin met de plensbui, het tennisplein, het zwembad. […] * […] * De verkiezingsuitslagen op tv, ondertussen scan ik ontwikkelde filmpjes. * Naar de Maalse waar we scrabbelen met G en M. Met 98 punten in mijn eerste beurt sla ik al meteen een definitieve kloof! * De terugval van links. Het stagneren van groen in Vlaanderen en de groene doorbraak in Wallonië en Frankrijk. De ruk naar een acceptabel rechts in Europa. De onvoorstelbare onverschilligheid van de Europese burgers in de landen waar ze niet moeten kiezen.

facebookbericht 7

denkt aan een door velen geliefde Vlaamse zangeres die verdriet had en realiseert zich dat wie zich sterk voordoet vaak een zwakte verbergt.

1816 / Marseille 16/16

donderdag 25 juni 2009

ondertussen in brugge (134)

winkelwagenblues 12


facebookbericht 6

zat daarnet op een nieuw geplaatste bank in het heringerichte park voor zijn deur en dacht dat hij daar deze, en volgende, zomers nog wel vaker zou zitten. Een man. Op een bank. Met een boek. En kijken naar wie voorbijkomt. Dat ziet hij wel zitten.

27 * 25,81 * 721

Het is alweer drie weken geleden dat ik nog eens op de koersfiets zat en dat voel ik in de eerste kilometers: ik denk al meteen aan terugkeren en 27 kilometer kan weinig lijken maar in het begin van mijn ritje was ik allerminst geneigd te denken dat ik er zoveel zou halen. Dat ik aan de roeiersclub al moet stoppen voor twee kerels die, het hoofd achter hun boot verborgen, dit vaartuig over de weg naar het boothuis dragen (ik overweeg nog even om er, bukkend, onderdoor te rijden maar laat dat dan toch maar om de heren niet aan het schrikken te brengen), lijkt mij er nog meer toe aan te zetten meteen rechtsomkeert te maken. Maar ik laat mij, gesteund door de rugwind, alsnog niet kennen. Op het jaagpad zijn markeringen aangebracht, wellicht voor de triatlon van vorig weekend: dwars op de rijrichting aangebrachte rode lijnen tonen waar in het wegdek de zich naar boven stuwende populierenwortels oneffenheden veroorzaken; groene pijlen wijzen het ideale traject tussen deze hindernissen door. Een verbazend efficiënt tekensysteem, dat mij doet denken aan semantiek en dergelijke: de hersens staan nooit stil, ook niet als de benen malen. Voorbij Houtave (ik wijk omwille van de noordelijke windrichting af van het gangbare traject) kom ik op de lange kasseibaan tussen de Oostendse Steenweg en de weg naar De Haan. Daar zie ik een in het bleekblauw geklede man te voet naast zijn fiets op de kasseirug vooruitstappen – een beeld van impotentie dat meteen wordt weerlegd door het trekpaard dat links van de weg, nochtans weemoedig blikkend, een erectie staat te showen die bijna tot aan de grond reikt, waardoor meteen het woord ‘erectie’ niet bepaald gunstig gekozen lijkt. In Zuienkerke, of all places, sla ik rechtsaf tot aan de nieuwe fietsbrug over de expressweg en de Blankenbergse Dijk die mij via de Plas naar het hart van Sint-Pieters voert.

reactie

Nu er al meerdere dagboeknotities zijn verschenen op je blog ben ik akkoord met de “negatief” stemmers.
Het kan niet dat dit ons blijvend ïnteresseert ! goede beslissing om ermee te stoppen!
Voor de rest blijft het boeiend!
Vriendelijke groeten
AA

dag 659

090606 zaterdag
[…] * Ik probeer ook maar op mijn eenvoudige manier iets te creëren. Misschien investeer ik er te veel ernst in, het zou kunnen. * Ik was een halfuurtje bij J en L. Ze waren aan het ontbijt. A smeerde er lustig chocopasta op los, G zat bezorgd naast haar mama. […] J was rustig, hij moest zich enkel kwaad maken toen A keelpastilles als snoep wenste te beschouwen. 'Ja maar, ik heb hoofd-, euh, keelpijn', verdedigde ze zich nog. * […] * […] * Op weg naar huis voel ik het opkomen: […] Ik neem mij voor om in mijn bed te kruipen maar er is nog zoveel te doen… Uiteindelijk sleep ik mezelf naar de Carrefour, voor de laatste inkopen, en voor basilicum moet ik nog naar de Kwalito… Enfin, het is een lijdensweg. […] Ik kruip alsnog in bed, en val na één bladzijde Mann in een diepe slaap waaruit ik gebroken en met hoofdpijn ontwaak. Hoe moet het nu? Ik begin van lieverlee het eten klaar te maken: asperges ‘op Vlaamse wijze’, met eieren en peterselie dus, maar ook: gebakken in de whisky; tomaten met mozarella en basilicum – en S, die rond 6 uur aankomt, maakt een (koude) komkommersoep. G en M zijn hier als eersten. G heeft een boek mee van Berlinde de Bruyckere. We praten daar wat over. Ik maak van hen beiden een foto. Tegen een uur of 8 zijn ook G en G daar. […] Het werk, G’s reizen, het voornemen om te fietsen, gefotografeerd worden en privacy, luchtvaartmaatschappijen die worden afgewogen… […] Om de stroom wat te doorbreken, lees ik ‘De coureur van Meulebeke’ van Pjeroo Roobjee voor. Nooit eerder lukte dat zo goed. G en G hadden het al eens gehoord, maar vonden het niet erg nog eens te moeten luisteren.

facebookbericht 5

zag in een tuin een replica staan van de Venus van Milo, terwijl achter de haag in de avondzon een boer zijn gras aan het keren was.

1815 / Marseille 15

woensdag 24 juni 2009

dag 658

090605 vrijdag
½ 9 [...] Blog, mails, Poëziekrant. Ik ontwikkel vier filmpjes, er zit er nog een bij van onze reis van vorige zomer […]. * Naar de Colruyt voor grootschalige inkopen. * Ontwikkeling van enkele kleinbeeldfilms die daar al bijna een jaar op wachten. * […] * Op de fiets naar Sint-Kruis en Assebroek om te fotograferen […].
* Enkele bladzijden in de briefwisseling Mann/Hesse. […] Ik maak aardappelen-spinazie-fishsticks. Het gesprek met de kinderen gaat over de paus in Afrika […], over de weldaden van de kerk in dat continent, en over de verschillende kinderwens bij mannen en vrouwen. […] * Ontwikkelen, het gaat alweer veel vlotter dan deze voormiddag om de filmen op de spoelen te krijgen. * Een stukje verkiezings-‘show’ op tv: walgelijk hoe de politici zich in rollen, in sjablonen laten duwen en met het nodige cynisme het spelletje meespelen. Ja, ik ben ‘zeer ontevreden’ over de manier waarop ik word geïnformeerd over de komende verkiezingen. * […]

facebookbericht 4

droom # 20
droomde vannacht dat zijn zus hem zei dat Bono maar een schrale zanger is. 'Vind je?', vroeg hij haar (in zijn droom). 'Ja', bevestigde ze. Wel, dan moet je hier eens naar luisteren en hij legde een langspeelplaat op en ze luisterden naar de hele song 'One', haarscherp en getrouw, alsof hij op de radio werd gespeeld in de kamer naast dewelke Pascal Cornet wakker werd.

facebookbericht 3

is op 1 dag bevriend geraakt met Bernard Dewulf, Hugo Bousset, Koen Peeters en Saskia De Coster.

facebookbericht 2

wordt geambeteerd door insecten, eerst door muggen en nu door een vlieg. Die krijgt dan ook een tik.

facebookbericht 1

peutert met een stokje tussen zijn tanden omdat er een drendel van de saucisse is blijven tussen zitten.

1814 / Marseille 14

dinsdag 23 juni 2009

Uit het nieuws

Ik ben geschokt door het overlijden van Karel Van Miert. Deze politicus genoot bij velen een wellicht terecht aura van geloofwaardigheid en onkreukbaarheid. Hij is in zijn tuin van een ladder gevallen. Misschien wel uit de kersenboom waarvan hij zondagochtend in het radioprogramma van Friedl' Lesage nog zei dat alle vogels hem te vlug af waren en dat er geen kersen overbleven om te oogsten. Zo is het leven. Van Miert was 67 en ook hij zegt ons dat wij nù moeten leven en gelukkig zijn.

dag 657

090604 donderdag
½ 7 * Blog. Hesse/Mann-briefwisseling. * […] * […] * […] Ik surf wat en kom, via J’s blog, op de mij volslagen onbekende, Canadese Gayla Trail en de Amerikaan Blake Andrews. Hoe foto’s van de gewoonste dingen een meerwaarde krijgen, is me niet altijd duidelijk: formaat, kleur, presentatie? Het verhaal dat er onvermijdelijk rond ontstaat? Hun inbedding in de tijd? Of hangt het af van de stemming van het moment bij de toeschouwer? * […] * […] * […] * Tv-journaal. Hesse/Mann. Schrijven over het tv-journaal. * S komt, en dan T. We praten over de Humo en over onze reis naar Marseille, Le Thoronet, het stukje Alpen dat we hebben gezien… […] * […] we kijken naar de Classic Album-aflevering die is gewijd aan The Joshua Tree van U2. Ik leer niets bij, en zie dat Bono de pose aanneemt van een enigszins benevelde nitwit die ook niet goed weet wat hem allemaal overkomt als naast hem Daniel Lanois de knoppen van de mengtafel verschuift. Tiens, was ik dat, not bad!

1813 / Marseille 13

La Cité Radieuse

maandag 22 juni 2009

debuut (8)

Nieuwe tijd

De debuutbundel Zonder van Sylvie Marie (1984) is stevig opgebouwd: vier cycli van telkens elf gedichten, voorafgegaan door een openingscyclus van vier gedichten – en het geheel opent, programmatisch, met het titelgedicht:

die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens,
ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim
weerkaatst. ik lees:

ik ben weg, neem niets mee behalve
de geur van je haren, de zachtheid van je wangen,
de smaak van je lippen. de hond

op straat leidt me
af en ik staar naar het raam. nooit zag het ochtendlicht
er zo vaal uit, had het gordijn zo weinig kracht.

het was de eerste keer dat het niet opbollend
in mijn haren snoof, mijn wangen streelde,
me goedemorgen zoende.

Het duurt even vooraleer alles in dit gedicht op zijn plooi valt. Vooraleer je de pijn voelt van die woorden, die prikken als scherven. Vooraleer de wreedheid van dat kattenbelletje tot je doordringt. Niet alleen is hij weg, hij neemt bovendien nog alles mee wat dierbaar en aangenaam is. En de ik, de ik blijft achter zonder.

Geen hoofdletters. Twee ikken. Een hond die over een witregel springt. Een gordijn zonder hunkerende ochtenderectie.

De protagonisten van het kwartet gedichten van de openingscyclus, ‘wij helden (zonder moed)’, liggen, slapen, schuilen, ze lijken zich in elkaar te rollen en bescherming te zoeken tegen een onheil. Er is sprake van moedeloosheid. En van pijn, opnieuw veroorzaakt door iets scherps: ‘en zelfs ik maak van elke snik / een puntig mes’. Ook hier hangen afstand en scheiding in de lucht, of er is toch minstens een ruzie hangende: ‘jij bent boven / in bed en ik vlak onder je / beneden in de sofa’.

In ‘vreemd’, het derde gedicht van het eerste elftal, ‘uitersten (zonder schaamte)’, laat Marie weer een scherp ding slingeren. De man, schrijft ze, die de haard aansteekt, ‘is mijn vader / niet’. Evenzo ‘is de vrouw / die in de keuken een mes laat vallen, / niet mijn moeder’. In ‘dieper’, een gedicht over zwemmen in zee, durft de ik meer dan de jij, die al vlug naar het veilige strand terugkeert. Het water ‘klettert als glas’ – en in die vergelijking zit de zon maar ook de pijn omdat we nog de scherven uit het eerste gedicht voelen.

De elf gedichten van de tweede cyclus, ‘moedermomenten (zonder moeder)’, zijn, in tegenstelling tot de 33 andere cyclusgedichten, genummerd in plaats van getiteld: van 1 tot 10. De cyclus sluit af met het gedicht ‘epiloog’.

Het is niet eenvoudig te begrijpen waar Marie naartoe wil. Ze evoceert akelig verstoorde relaties binnen het gezin:

onze blikken.
ze kruisen. ergens tussen
voordeur en tuinhek. specifieker:
tussen suikerpot en magnetron

De conclusie van dit kil aangezette gedicht (‘1’) laat dan weer aan duidelijkheid niets te wensen over: ‘in dit huis gaat het genadeloos.’

De relaties zijn verstoord. De stiltes aan tafel zijn oorverdovend.

aan tafel zaten we steeds meer te slikken,
te tikken, te wrikken met keel,
lepels en stoelen, als er maar geluid
was om al ons zwijgen te verbergen.


Geschenken worden niet geapprecieerd. Boodschappen komen niet aan. Er is sprake van ongeduld, onbegrip, onvermogen. Van ‘oude koeien’ ook, die dood moeten, ‘gewoon / uit de gracht vloeien, in zee stranden’. De moeder kampeert in de keuken waar ze ‘een ei’ uitbroedt en op den duur alleen nog maar tv kijkt. Het oplosmiddel waarnaar ‘we zochten’ wordt niet gevonden.

De titel van de derde elfgedichtencyclus, ‘redeneringen (zonder nadenken)’, suggereert dat de dichteres bij waarnemingen wegmijmert. Het is als automatisch denken, de geest laten associëren. We zien wel waar we uitkomen. Dit procédé, als dat het procédé was, levert gedichten op met veel eindigheidsbesef, onder meer ‘scenario’, met daarin deze twee strofen:

er zullen zich gedachten voordoen
waarvan je sommige liever
vermeden had als:

‘het landschap liegt niet,
er kunnen nog veel zerken
op dat kerkhof daar.’

De elf gedichten in de slotcyclus ‘personages (zonder paspoort)’ heten: ‘kind’, ‘toerist’, ‘vrouw’, ‘prinses’, ‘vader’, ‘bewoner’, ‘gelovige’, ‘artiest’, achtergeblevene’, ‘bezoeker’, ‘avonturier’. Ook hier klinken de scherpte, het breken, de afstand en het wachten op beterschap door. Gezinsrelaties zijn tweesnijdende zwaarden: het kan goed gaan maar je bent tot elkaar veroordeeld. Het gedicht ‘vader’ beklijft:

we tonen het amper, maar
we hechten aan elkaar als
onafwendbaar.

soms houden we het op
een lichte vingertop, toch
is er meer aan de hand.
ik ontdekte nog niet wat

ons uiteen kan halen.
zelden laten we woorden
vallen, breken we een zin.

Ook bij een bezoek aan grootmoeder in het rusthuis – ‘in de gang volgt / het geschuifel van pantoffels het getik / van een looprek […] niemand heeft zin in stilte en muren / dienen niet om op te lopen’ – wordt er gebroken: het ijs namelijk, want het wachten op het smelten (door de warmte van een goed gesprek bijvoorbeeld) zou te lang duren.

In het gedicht ‘getuige’ klinkt het nog wat schuchter: ‘ik breek / een nieuwe tijd aan / en niemand die het ziet.’ Maar in het slotgedicht gooit Sylvie Marie dan toch alle geremdheid van zich af:

op een avond, nadat ik de tent had opgezet,
besloot ik in een rivier te waden, de ondergrond
zat losser dan verwacht. ik liet me
meevoeren en strandde ergens
tot ze me terugvonden.


Wij wensen haar een behouden vaart.

Sylvie Marie
Zonder
Vrijdag/Podium, Antwerpen/Amsterdam, 2009
62 p./ € 15

Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2009-3

dag 656

090603 woensdag
[…] * In de trein (van 8) naar Brussel: correspondentie Hesse/Mann. Vertederend, hoe Mann Hesse voortdurend aanspoort om toch maar zijn Glasperlenspiel te voltooien. * […] * Trein van 6 terug. * Thuis: mails, tv (Journaal en Terzake, dat gewijd is aan de aanpak in het onderwijs en daarin de tegenstelling tussen rechts (normen en waarden) en links (gelijke kansen)). * […] * […] * […] * 11¼ naar bed.

1812 / Marseille 12

La Cité Radieuse

Marseille 11

zondag 21 juni 2009

dag 655

090602 dinsdag
½7 * […] * Nog net, doordat hij twee minuten vertraging had, de trein van 8 gehaald. Op weg naar Brussel de briefwisseling Hesse/Mann. Vreemde coïncidentie: op het ogenblik dat de man naast mij in zijn krant (De Standaard van het voorbije weekend) de bladzijde opslaat met het Dehaene-interview (‘De massa denkt per definitie niet na’), lees ik, op bladzijde 78:

Overschrijven (119)
Naarmate ‘gelijkschakeling’ het parool wordt, hecht ik sterker aan mijn geloof aan het organische en aan de gerechtvaardigdheid en onontbeerlijkheid ook van functies die door het collectieve bewustzijn worden verafschuwd.

* […] * De trein van 5 terug. Eerst slaap ik, dan de briefwisseling. Bij het uitstappen in het station van Brugge vraagt de jongen die in Gent tegenover me had plaatsgenomen en eerst op zijn digitale Sony de standaardlens door een telelens had vervangen en die vervolgens de hele apparatuur in zijn tas had opgeborgen en in slaap was gevallen, of die briefwisseling die hij mij had zien lezen geschikt was om over Hesse meer aan de weet te komen. Want De steppewolf was een van zijn uitverkoren boeken. Samen met Het boek der rusteloosheid van Pessoa. Ik raad hem de biografie van Prinz aan. De briefwisseling, zeg ik, lees ik vooral om meer te weten over de verhouding van Hesse en Mann ten aanzien van Duitsland. Ik geef de jongen ook nog mijn blogadres. Ik ben benieuwd of hij me iets laat weten. * Thuis de mails en een slaatje met worst bij Blokken en het nieuws, tot D belt en zegt dat ik een afspraak had om ½8. Het is al kwart voor 8. In allerijl naar Koolkerke. […] * Naar L. […] De buurvrouw komt haar beklag maken over een man die nu al een paar dagen naakt uit het struikgewas blijft opduiken. […] …over Le Thoronet, en de rit in de reclamekaravaan door de Gorges du Verdon. L zegt dat haar chauffeur (we zaten elk apart in een van de twee bestelwagens) haar voorstelde om hem te tutoyeren. En dat zij dat woord niet begreep en dacht dat zij hem moest zoenen. […] Ik ga weg, zie haar staan terwijl ze niet naar mij maar, in zichzelf gekeerd, naar haar bloemen kijkt. * Terug thuis probeer ik me op deze notities te concentreren. […] Ik sms naar S: ‘Laten we samen attent zijn voor de mensen om wie we geven. Misschien is dat graag zien: zo handelen dat de ander je weet te vinden als hij/zij in nood is.’

1811 / Marseille 10

Marseille 9

zaterdag 20 juni 2009

dag 654

090601 maandag
Tussen 5 en 7 lees ik Modiano uit…

Ik hou van de sfeer waarin Modiano me brengt met zijn precieze, aarzelende formuleringen. Hij schept meer een sfeer dan dat hij een verhaal vertelt. Hij weet heel goed hoe hij dat moet doen – soms heb je de indruk dat hij het een beetje te goed weet. Dans le café de la jeunesse perdue vertelt over vergeefsheid en vergetelheid. Jeugdige overmoed die verzinkt in de tijd. Gefnuikt enthousiasme, geknakte ambities. Niet door iets bepaalds afgebroken, neen, gewoon door de tijd en door het feit dat niet iedereen kan slagen. Identiteiten verdwijnen en laten nauwelijks een spoor achter. Nauwelijks: vaak zijn de achtergelaten sporen onbedoeld. Een document dat iemand heeft vergeten op te ruimen. Een foto die niet is vernietigd.

…en vervolgens ook nog de bladzijden in Een portret… die ik vorige week wegens tijdsgebrek moest overslaan. * Terug het bed in tot ½9. * Ontbijt, mails, reisfoto’s uitladen, boodschappen bij een van de weinige kruideniers die deze feestdagochtend (was ik vergeten) open is. Blog. * We verdiepen ons in de puntentelling van de Weight Watchers en eten een slaatje met sla, tomaat en in de balsemiek gebakken paprika, look en pijnboompitten. Drie punten! Met de vier boterhammen en de jam van het ontbijt zit ik al aan acht – en ik mag er vandaag 28! * Enkele bladzijden in de briefwisseling Hesse/Mann. * […] de fiets op voor een rit van 1¾ uur. Net op tijd terug om de lasagne in de oven te steken. Ik eet maar een halve portie, opnieuw met sla en tomaten. Ik help G met zijn Frans. T […] vertelt […] dat twee vriendinnen van hem, die stemplichtig zijn, nauwelijks weten waarover het zondag gaat. Moeten ze nu of voor het Vlaams of voor het Europees parlement kiezen, of voor het Vlaams én het Europees? Het zegt wel iets over hoe het als infotainment verpakte informatiebombardement dezer dagen bij het doelpubliek, namelijk de kiezers die informatie nódig hebben, aankomt. * S belt met het slechte nieuws over […] * Om 9¼ trek ik naar buiten om nog enkele foto’s te maken van de reiemurenbegroeiing voor het boek. Te laat eigenlijk want de bloemen zijn al dicht. Ik kom J tegen en sla een praatje. Hij zou me misschien volgend jaar nog wel eens nodig kunnen hebben voor nog eens een fotoworkshop. […] * Ik schrijf de reisnotities uit. Tot 11. […]

1810 / Marseille 8

vrijdag 19 juni 2009

dag 653

090531 zondag
½ 7 wakker uit een zeer ingewikkelde, langdurige en ongemeen heldere droom… (#20, zie later). * Ontbijt op dezelfde bank als gisterenavond. * S’s ochtendhumeur wordt verklaard door de lectuur van Stieg Larsson en het toevallige opduiken van een vermaledijd toponiem. * Col du Lautaret.
De geplande overtocht van de Galibier gaat niet door want door late sneeuwval is deze col nog gesloten. Jammer. Dan maar rechtstreeks richting Grenoble. De reisplannen worden gewijzigd: in plaats van morgen zullen we vandaag al naar huis rijden – zo hebben we een rustige maandag. In le Bourg d’Oisans doen we inkopen. Het stikt er van de Nederlanders die de Alpe d’Huez komen beklimmen. *

Iets voorbij Séchilienne worden we opgehouden. Vlak voor ons is er een bijzonder zwaar ongeluk gebeurd: alles staat stil, er zijn ambulances, er komt een helikopter aangevlogen. Mensen die rechtsomkeert gemaakt hebben, verspreiden onheilspellende berichten over doden en uren wachttijd. We volgen hun voorbeeld. We bereiken Grenoble via de col Luitel en Uriage-les-Bains. * Na Grenoble is het alleen nog maar: rijden. We stoppen enkel nog op de aires ‘de Chanses’ en ‘de Champignol’. * Om 11 stonden we nog boven op de Lautaret, om ½ 21 zijn we thuis. * We kijken nog naar het einde van het zogenaamde ‘Grote verkiezingsdebat’ op Eén. Weerzinwekkend, hoe de politici zich laten opvoeren, met zich laten sollen, zich braaf schikken naar de hun toegemeten seconden en fracties van seconden om een beleid van jaren – zowel voorbije als komende jaren – te verantwoorden en toe te lichten, hoe ze zichtbaar mediagetraind hun best staan te doen en hoe de een daar al beter in slaagt dan de ander. Of het goede politici zijn, dat is natuurlijk een andere vraag. Het ‘Afterdebat’ op Canvas is zo mogelijk nog weerzinwekkender. Hier wordt schaamteloos voorrang gegeven aan het hoe op het wat. Hoe zijn de heren (en de ene mevrouw) overgekomen? Wat zeggen de communicatiespecialisten? Hebben ze veel gegesticuleerd, hebben ze zich laten onderbreken, gebruiken ze oordeelkundig oneliners? Wat cynisch, dit alles. En dat het al helemaal ingeburgerd is en als normaal wordt beschouwd – ook door de politici zelf.

1809 / Marseille 7

Marseille 6

donderdag 18 juni 2009

reactie

Proficiat, Pascal, met je 5 jaar volgehouden intensief werk aan je blog. Welgemeend.
Hartelijk
L.

Dag Pascal
Ik was één van die acht. Stond al op het punt af te haken. Blij dus met je beslissing!
Vriendelijke groeten
C.

dag 652

090530 zaterdag
4 ¾ op met hoofdpijn. Modiano. Ik slaap dan toch nog van ½ 6 tot ½ 9. Télé Matin. Ontbijt. Een man met zwart T-shirt en daarop de tekst ‘Que justice soit faite’ komt een koffie drinken met de norse hoteluitbater, die voor ons het brood van gisteren middels roostering tot consumptievatbaarheid opdrijft. Ondanks de weinig vriendelijke sfeer die in dit etablissement hangt, en die op een onbepaalbare manier iets te maken heeft met het vestingkarakter van het stadje en de potsierlijk-grote verdedigingsmuur die het uitzicht domineert, komt toch het idee in me op me hier eens een dag of tien te laten opsluiten om te werken aan een boek waarin de nog nader te bepalen hoofdplot zou worden afgewisseld en verlevendigd met verslaggeving van de ontmoetingen van de hoteluitbater met obscure sujetten, de onderwerpen die in Télé Matin worden behandeld en de – zeer bescheiden (want voornamelijk uit ontdooide diepvrieskost opgetrokken) – gastronomie van Hotel Vauban. * In Entraunes doen we inkopen, maar eerst moet S geld afhalen. Bij de geldautomaat, in zo’n selfbankkamertje, speelt ze de l’avare die een schat vindt en gooit de biljetten in de lucht. Bij het samenrapen blijkt er eentje van € 20 te ontbreken, we vrezen al dat het onder de kier van de deur naar de (gesloten) bankzaal is gegleden.
Tot we het zien liggen op de onwaarschijnlijk smalle richel boven de automaat. ’t Zou een dure grap zijn geweest. * Na Entraunes: de col de Cayolle: een grandioos landschap, een smalle kloof van roodgrijze graniet, de kronkelende en zich vaak splitsende weg (de stijgende helft gaat rond de rots en de andere, met het dalende verkeer, er doorheen). Boven rijden we tussen de sneeuw. De smeltende sneeuw, het overal klaterende smeltwater.

Het is er behoorlijk fris. Picknick ergens halverwege de afdeling, op een rots. Beneden, niet ver van Pra-Loup (mythisch Tour-toponiem, zoals we er hier wel meer tegenkomen), nemen we koffie. Het plan is om in Briançon iets te zoeken voor de overnachting, maar die stad valt ons zo tegen dat we van de weeromstuit meteen doorrijden. In Le Mônetier-les-Bains belanden we in het van God en klein pierke verlaten Hotel du Rif Blanc, waar op de gangen oude zwart-wit skifoto’s de ruw gestucte muren sieren. Op onze kamer, die uitgeeft op een troosteloze achterbouw,
brengen we twee uur slapend en lezend door – terwijl het buiten hard is beginnen te regenen. Wanneer het dan toch nog stopt, besluiten we een wandeling te maken. Dat beklagen we ons niet: de wandeling op de noordelijke dalflank is net lang genoeg en niet te zwaar. Het blijft droog en wij kunnen genieten van het mooie uitzicht op het dal. We smeden plannen voor een stapreis, volgend jaar in de paasvakantie. Terug beneden eten we op een bank tegen de muur van de kerk nog een stuk brood met kaas en worst. We krijgen het gezelschap van een slome hond, die we Maintenant noemen. Hij is blind op één oog, hetgeen zijn status verlaagt, wat dan weer zijn gebedel acceptabel maakt en waardoor hij er uiteindelijk toch nog in slaagt een paar stukjes brood af te pingelen en natuurlijk ook de velletjes van de worst. Het is een slimme hond want hij verstaat Frans: hij gaat zitten wanneer we ‘Couchez!’ zeggen. We hebben nog maar net alles opgeruimd of het begint opnieuw te regenen. De rest van de avond brengen we in de kamer door, ik met Modiano en een halfje wijn, waarvan ik nog de helft op het laken mors doordat ik niet tijdig de barst in mijn plastic badkamerbekertje had opgemerkt.

1808 / Marseille 5

woensdag 17 juni 2009

getekend (12)

ondertussen in Brugge (133)

einde van een experiment

Ondanks de gunstige reacties op – voor wat ze waard is – de enquête waarin ik vroeg of die nieuwe wending een verbetering betekende voor de blog zet ik het experiment ‘de dagen’ stop. U weet wel: ik heb het over de zogenaamde dagboeknotities in het grijs, afgewisseld met ‘publiekere’ beschouwingen in het zwart en de talrijke ‘[…]’-tekenstellen die moesten suggereren dat ik ook een intiem privéleven heb dat zo belangrijk lijkt dat ik mezelf kan voorhouden dat het relevant is het niet zomaar aan de (semi)openbaarheid prijs te geven. Hoewel ik niet vind dat ik mij moet verantwoorden (en trouwens: een verantwoording is onvermijdelijk blasé omdat hij zou suggereren dat het hier om een zaak van staatsbelang gaat), kan ik toch enkele redenen voor de stopzetting van het grijze dagboek geven. De eerste is niet de belangrijkste: ik heb gewoonweg niet voldoende tijd om het allemaal bij te houden. Doorslaggevender is dat ik het nu al beu ben, maar ook dat ik betwijfel of het nog wel relevant is te blijven aantonen dat ook mijn leven een grondige dosis banaliteit en herhaling bevat. Want dat blijkt toch wel duidelijk uit die grijze notities: als je de intieme en persoonlijke zaken weglaat, houd je banaliteit over. En nu weet ik wel dat de banaliteit van de ene mens op een bizarre manier de nieuwsgierigheid van de anderen gaande vermag te houden (mijn ‘kijkcijfers’ zijn sinds de start van het experiment ‘de dagen’ merkbaar gestegen, en er is de al vermelde enquête met de overwegend (twee derden) positieve antwoorden), na een tijd hebben we het toch wel gehad. Bovendien is er nog het argument dat het altijd heikel blijft om de andere mensen met wie je het 'werkelijke' leven deelt te vermelden, ook al omhul je ze met een initiaal. Je loopt altijd het risico iemand te kwetsen of anderszins nadeel te berokkenen. Het omgekeerde kan ook: dat je eens iemand niet vermeldt. Enzovoort, het aantal mogelijke en denkbare en vooral vermijdbare moeilijkheden is niet te overzien.

Ik zal me dus voortaan opnieuw beperken tot de zwarte notities – en zo kan ik ook weer enkele verwaarloosde rubrieken, zoals ‘mijn woordenboek’, terug opnemen. Dit wil echter niet zeggen dat er in de toekomst niet nog experimenten met intimiteit en autobiografie (al dan niet gefingeerd) zullen volgen.

De komende veertien dagen krijgt u nog enkele afleveringen van ‘de dagen’ – want ze zijn al geschreven en ik wil ze toch nog gebruiken aangezien ik zuinig ben van aard en de geleverde inspanningen wil laten ‘renderen’.

Ik wil toch ook nog iedereen bedanken die zich de moeite getroostte de enquête in te vullen. Zeventien regelmatige bezoekers van deze blog vonden het grijze dagboek een verbetering, acht vonden dat niet. En toch schaf ik het dagboek af? Jazeker, niet uit misprijzen voor die meerderheid maar, naast de hierboven genoemde redenen, ook vanuit de stelregel dat kijk-, lees- en luistercijfers een indicatie geven van wat je vooral niet moet doen!

1807 / Marseille 4

dinsdag 16 juni 2009

Brief naar Bunnik (4)


Brugge, 15 juni 2009

Beste JWL,

Laat mij deze keer, bij wijze van dank voor en melding van goede ontvangst van jouw derde brief uit Bunnik, beginnen met een citaat uit een brief van Hermann Hesse aan Thomas Mann:

Het gaat er in de wereld zo ongenuanceerd, zo meedogenloos simpel en kil aan toe dat een echte brief, geschreven door een echt mens in een echte taal, zeldzaam en waardevol is.

Hermann Hesse & Thomas Mann, Briefwisseling (Atlas 2004), 188

En zo komen we meteen, ook door het akelige vermoeden van de indruk die dit citaat – of beter: dit citeren – bij de derde lezer zal opwekken, namelijk dat achter dit citeren een soort van arrogantie zou schuilgaan, of een vorm van misprijzende misantropie, in het juiste spoor om het onderwerp dat wij in onze correspondentie nu toch definitief te lijken hebben aangepakt verder te ontwikkelen.

De wereld is boos (‘ongenuanceerd’, ‘simpel’ en ‘kil’ – zo wist Hesse, al zal hem toen wel iets anders voor ogen hebben gestaan want hij schreef de hierboven geciteerde zin in 1945). Ik lees in de inleiding van jouw vorige brief, waarin je kond doet van een storm die jouw huis in de Hollandse vlakte geselt – waardoor dit huis is als een reddingssloep die ten prooi valt aan de forse deining van een eindeloze oceaan – natuurlijk niet alleen maar een feitelijk relaas van barre meteorologische omstandigheden maar ook een metafoor. Die mij, overigens, samen met de vergelijking tussen huis en boot, doet denken aan het magistrale boek Het leven van Pi van Yann Martel waarin, zoals je misschien weet, een jongeman, tot een Bengaalse tijger veroordeeld in een bootje rondzwalpend op de Stille Oceaan, tot de vaststelling komt dat je maar beter in een God kunt geloven dan toegeven aan de wanhoop.

Baat het niet, het schaadt niet. Ik had het al eerder over Pascals wat benepen-berekenende religiositeit.

Je lijkt, Jan-Willem, de uitkomst in een illusieloze wereld van de vraag naar zin, die ongeveer al onze briefschrijfpogingen domineert en van binnenuit impregneert (zoals de stormachtige Dionysos in jouw inleidende meteorologisch-metaforische schets het schijnveilige thuis van binnenuit lijkt te willen overmeesteren), te reduceren tot een dilemma tussen geestloze genotzucht en intellectualistisch gepriegel. ‘Als er geen algemene richtsnoer meer is, geen absoluut gegeven wet of moraal, waarom dan niet plezier maken, leuke dingen doen?’ Maar wie of wat zegt dat die richtsnoer algemeen moet zijn, die wet of moraal absoluut gegeven? Wat betekent dat algemene, dat absolute? Ik heb dat nooit goed begrepen. Ik kan moeilijk vergelijken op basis van reële ervaring maar ik meen toch te kunnen zeggen dat ik me beter thuis voel in onze postmoderne bestaansconditie dan in de wereld van onze ouders waarin wet en moraal absoluut gegeven waren en waarin de algemene richtsnoer waaraan men zichzelf graag vasthield de paternoster was waaraan men trefzeker geprevelde gebeden reeg. De zekerheid van die wereld lijkt me zó vreemd, zó onwerkelijk. Dat men daar zo vanzelfsprekend in meestapte en zich alle manifest onrechtvaardige regelingen en beschikkingen betreffende het dagelijkse leven liet welgevallen! (Waarbij het geloof, zij het nu het katholieke of het protestantse, niet veel meer was dan een sociologisch te duiden mechanisme om maatschappelijke en economische verhoudingen te bestendigen.) Neen, absoluut en algemeen lijken mij niet de wet of moraal te zijn maar wel de genots- en amusementsindustrie waarvan jij stelt dat het die ‘aardige mensen’ gegund is er hun sores bij te vergeten.

Een volgende gedachtekronkel waarbij ik de wenkbrauwen frons, zij het toch met iets grotere instemming, is het quasi oorzakelijke verband dat je maakt tussen een intellectuele levenshouding of levenswandel en sociale uitsluiting (‘alleenzaamheid’). Misschien is dat wel zo als je de intellectueel inderdaad, zoals jij doet, gelijkstelt met iemand die altijd maar, en tegenwoordig zonder god of bijbel bij of in de hand, de idylle van de ‘aardige mensen’ verstoort. Maar ik zie dat anders, of toch gedeeltelijk anders. Intellectuelen kunnen wijzen op het moeilijke en negatieve en onaangename (hetgeen vaak te vatten is onder de noemer ‘waarheid’), maar evengoed is het hun taak om te wijzen op goedheid en schoonheid. Intellectuelen kunnen een opvoedende taak waarnemen, ja misschien horen zij dat wel te doen – ook al trekken zij zich terug in een ivoren toren of kloostercel. Zij dragen altijd een maatschappelijke verantwoordelijkheid, zelfs al nemen zij uitdrukkelijk die maatschappelijke verantwoordelijkheid niet op. Want ook dan stellen zij een voorbeeld.

Zo kom ik bij een antwoord op je vraag naar de maatschappelijke rol of functie of betekenis van poëzie. Moet poëzie ergens over gaan? Neen. Zij moet poëzie zijn en dat is zij niet of zeker niet in eerste instantie op basis van haar inhoud. Poëzie, en kunst in het algemeen, kan overal over gaan en dus doet het er niet zo toe. (Nu even de taalexperimenten uit de eerste decennia van de 20ste eeuw niet in overweging genomen: dat hebben we, denk ik, wel gehad en alle mogelijkheden die moesten worden verkend om de taal beter te beheersen zijn inmiddels verkend. Je kunt Apollinaire en Van Ostaijen en ‘ote ote boe’ niet nog eens overdoen.) Niet de inhoud maar de vorm primeert. En precies dáár ligt, denk ik, de maatschappelijke functie van poëzie: in een maatschappij waarin enkel nog de inhoud telt, de functie, de waarde.

Yann Martel heeft dat in zijn Het leven van Pi bijzonder goed begrepen. Ergens achterin het boek vraagt hij zich af waarom hij exact honderd hoofdstukken nodig had om zijn verhaal te vertellen. Honderd en niet één meer of één minder. Een mooi, rond getal. ‘Ik ben iemand die gelooft in conventies, in de harmonie van orde. We moeten zo mogelijk alles een zinvolle vorm geven.’ Schrijft Martel (op bladzijde 285). We moeten het naakte besef van de zinloosheid, van de vergeefsheid, van de illusieloosheid omkleden, niet met het vluchtige en fragiele genot maar met een stijlvol gewaad, met schone manieren, met beleefde omgangsvormen. En die vind ik, tot nader order, niet bij Paul de Leeuw. Dat is jolige boereleute, zoals ze bij ons zouden zeggen. Ik vind: er moet klasse zijn. Distinctie. Plezier of genot, ja, maar dan altijd in het volle besef van het vergeefse, van het vergankelijke. Dat is ook en ja zelfs bij uitstek ‘het leven omarmen zoals het zich aandient’ want het leven dient zich aan sámen met de dood. Wie dat niet ziet, wil het niet zien of is blind of dom of gewoon bang en in elk geval niet bijzonder moedig. Misschien ligt daar wel een antwoord op je vraag naar de penibele positie van de intellectueel. De intellectueel is hij die het niet vertikt moedig te zijn.

Overigens vond ik het dictum van Menno ter Braak – ‘De menschen zullen niets meer aan mij merken, zoo gewoon zal mijn ongewoonheid zijn.’ – wel mooi, zij het dat het (gewild?) niet meteen duidelijk is hoe je het hoort te interpreteren: zal de ongewoonheid van eenieder tot norm verheven zijn en dus gewoon zijn, of zal de ongewoonheid van Ter Braak zich als gewoonheid vermommen? Enfin, dat hij uiteindelijk in de dood vluchtte voor het bruine gevaar, zou ik niet meteen verbinden aan de discussie over intellectualisme (en zeker niet aan onze positie als ‘veralleenzaamde webloggers’): zo bedreigd is de soort nu toch ook weer niet – tenzij je parallellen zou trekken tussen de kapitalistische consumptie- en pretindustrie en bepaalde vormen van totalitarismen, een neiging die ik, ik geef het toe, in mijn donkerste buien ook wel eens heb.

Jan-Willem, ik merk dat ik mij niet aan de onszelf opgelegde vorm van duizend woorden heb gehouden en breek dus snel deze brief af. Ik doe dat evenwel met respect voor de geldende conventies en groet je dus:

Van harte,

Pascal

1806 / Marseille 3

Marseille 2

maandag 15 juni 2009

dag 651

090529 vrijdag

We plukken rozemarijn in een bos nabij het Lac de Carcès. * De abdij van Le Thoronet. Mooi publiek patrimonium! Het is er in de afgelopen twintig-dertig jaar behoorlijk veranderd: de ruïneuze toestand waarin de gebouwen zich bevonden is volledig weggewerkt en er is een bezoekerscentrum gebouwd. Ik maak foto’s. In de kerk een plechtig moment wanneer de gids voor de groep waarbij wij ons niet hebben aangesloten met een Corsicaans gezang de akoestiek demonstreert. Hij komt van vooraan door de zijbeuk naar achteren, heel traag, en schrijdt dan weer door het schip naar voren terwijl hij van ergens onderin zijn buik een diepe, warme klank opdiept en deze met schijnbaar gemak, zeer gedragen ten gehore brengt. * Na ons bezoek drinken we in de buvette onder de bomen aan de overkant een koffie. Deze plek is ongetwijfeld hartje zomer gloeiend heet, maar nu is de temperatuur aangenaam. Ik zie in een open Mini een met witte golfpetten uitgerust mannenkoppel (een oudere en een jongere man, die waarschijnlijk niet zijn zoon is) discussiëren over de volgende bestemming: het filateliemuseum in het naburige Le Luc? De jongere man lijkt niet zo enthousiast, maar twee minuutjes later bolt de Mini toch de parking af. *
Na de picknick naast een olijfboomgaard houden we halt in Ampus voor een koffie op het terras van café Fanfan. Dat heeft iets met tulpen te maken, weet S. De patron bromt met een doorrookte en waarschijnlijk ook wel doorzopen stem dat we niet zo rap moeten vragen hoeveel we hem moeten voor de twee grands crèmes. ‘Jullie zitten nog maar net.’ Hij heeft gelijk: onder platanen moet je een plataans ritme aannemen, of we moeten ons dan toch minstens aanpassen aan zijn aanpassing aan het plataanse ritme want hij is zelf van Tourcoing! We hebben het dan met hem natuurlijk over Dany Boon en Les Ch’tis. Ja, dat vindt hij wel een gave film. En hij is als nordist hier in de Midi uitermate goed geplaatst om te begrijpen waar Boon het over heeft. De man geniet zeker ook aanzien in het dorp want in de voormiddagen is hij ambtenaar in het gemeentehuis. Aan de overkant zitten op een stenen bank twee oudjes, die wat later, na te hebben gesoesd, rechtstaan en elk huns weegs gaan. Een kerel van een jaar of vijftig, alhier bekend, parkeert zijn Harley op het terras. De man die aan het tafeltje naast het onze zijn krant leest protesteert: ginds is toch plaats genoeg. Hij krijgt lik op stuk: Tu ne vas quand-même pas casser mes couilles! De twee bezadigde koppels die eveneens hier verpozen van hun wandeling fronsen de wenkbrauwen. * We komen vlakbij de Gorges du Verdon, waar ik dertig jaar geleden een lift kreeg in een bestelwagen met achterop een publiciteit voor de Tac-o-Tac, toen een nieuw product. * Eglise Robillon. Een nest roodstaartjes in de drempel. * Lac de Castillon. We hebben het over het mechanisme van het stuwmeer en over de Noord-Afrikaanse schrijvers Tarah Ben Jelloun en Benagisah Slimane. In het tussen twee bergwanden geprangde stadje Entrevaux nemen we een kamer in Hotel Vauban. De versterkingen die Vauban hier heeft laten bouwen domineren het uitzicht vanuit onze kamer: ze beginnen bij de toegangspoort onderaan bij de brug over de bergrivier die met aanhoudend geraas van links naar rechts voorbijstroomt en worden voortgezet in de vorm van een zigzaggend de berg opklimmende Chinese Muur-achtige trap die leidt naar een bovenop de rots neergeplant arendsnest.
’s Avonds maken we een wandeling door de smalle straten van het stadje, die samen een labyrint vormen waarin de duisternis sneller nederdaalt dan in het omringende dal en waarin opvallend veel wegwijzers leiden naar een Musée du Moto, dat we evenwel nergens aantreffen. Op een dak nestelt zich een kat – een zwarte uiteraard.
* Nog wat Modiano.

1805 / Marseille 1

Marseille - 090527

zondag 14 juni 2009

dag 650

090528 donderdag
Op met Télé Matin. Petit déjeuner ½ 9. Inkopen. Ik fotografeer enkele passanten.
Ik leer dat ik in een bedankingssituatie ‘Merci pareillement’ kan en eigenlijk ook, beleefdheidshalve, moet zeggen. Ik maak er een – heel flauw – spelletje van om de formulering te vergeten of te verbasteren tot ‘Merci parallelement’ of ‘Merci les parisiens’. * We rijden weg uit L’Estaque en belanden in onze poging om uit de grootstad een uitweg naar Cassis te vinden, langs dewelke we toegang hopen te vinden tot een van de calanques, in een file waarin we meer dan drie kwartier verliezen en waarin we terug naar Marseille worden gedreven. Uiteindelijk bereiken we zelfs een punt dat we gisteren te voet hebben bereikt: La Cité Radieuse. * De prachtige nationale richting Cassis, met de mooie panorama’s, eerst achteruitkijkend over Marseille en daarna voorwaarts over Cassis, maakt veel van het geleden fileleed goed. * We vinden een mooi plekje op het presqu’île de Port-Miou, dat uitgeeft op de baai van Cassis. Ik lees er in Modiano. Daarna nog een wandeling langs de jachthaven in de inham achter het schiereiland, tot bijna aan de monding.
* ’s Avonds belanden we, door het toeval gestuurd, in het middeleeuwse stadje Brignoles, waar we een aantal huizen aantreffen uit de 13de- en zelfs 12de eeuw waarvan er sommige renaissancistische ornamentele façadetoevoegingen hebben. Werkelijk een rijkdom, dit publieke patrimonium!Het uitermate voordelige en gerieflijke hotel B&B. Na een picknick in het stadsparkje en een avondwandeling nemen we plaats op het terras van een enigszins misnoegde crèperieuitbater die zich – niettegenstaande dat op 5 juli, hebben we gezien op affiches en wimpels, hier de Tour arriveert – beklaagt over het gebrek aan initiatief en levenslust in het stadje, dat, inderdaad, duidelijk nog moet worden ontdekt door het massatoerisme.

1804

L'Estaque - 090527

zaterdag 13 juni 2009

dag 649

090527 woensdag
Ik word wakker van de wind en van het lawaai dat de wind maakt: de touwen en masten van de jachtboten in het haventje voor onze deur klingelen en klangelen en doen mij, zo doende, denken aan het klepelen van koeienbellen op gindse alpenweiden die op ons wachten. Wat je noemt bevlogen associërend ontwaken! * Enkele bladzijden Adiga. * Tijdens het ontbijt kijk ik verbaasd toe naar het zichzelf openen van een vuilnisbak waarin ontbijtetensresten worden gekieperd, telkens de hoteldienster eraan voorbijgaat: blijkbaar is een kleine aanraking van haar schort, of zelfs maar een nauwelijks merkbare luchtverplaatsing voldoende om het ondoorgrondelijke mechanisme in werking te doen treden. * We doen enkele inkopen: water en sparadrap voor S’s pijnlijke voeten. Sparadrap: connaisseurs kennen dat woord met het vreemde woordbeeld ongetwijfeld van het onsterfelijke Ça plane pour moi van de genaamde Plastic Bertrand met daarin de tot onvergetelijkheid ingehamerde versregels

Un sparadrap
Une gueule de bois


We vertrekken te voet richting Marseille maar dat blijkt al vlug een beetje overmoedig en na een kilometer of drie kiezen we voor de bus die er net aan komt wanneer we een wachthokje hebben bereikt. Deze bus voert ons voorbij de jacht-, vissers-, trafiek- en ferryhavens tot aan het kruispunt Joligny, van waar we dwars door een nieuwbouwterrein, dat er ongetwijfeld binnen een jaar of drie fantastisch futuristisch zal uitzien, tot aan de Vieux Port stappen.

In een souvenirwinkel aldaar onderhoudt een zekere Marius (ik vind niets uit) ons en de winkeljuffrouw gedurende meer dan een kwartier over de verschillen tussen het Marseille van vijftig jaar geleden en het Marseille van vandaag. De tramway; de guinguettes die door toedoen van de Duitsers tijdens de oorlog verdwenen zijn uit de wijk Racati; de niet te stuiten toevloed van de maghrebins; het transporteren van een grondstof in camions met volle rubberen banden – ja, meneer, het Marseille van de jaren ’40, ’50 is niet meer. De convivialité is weg. En ik besef dat dit ene kwartier de lectuur van anderhalve reisgids overbodig maakt: een stad goed bezoeken is altijd ook chance hebben. * Schelpen- en visverkopers aan het havenhoofd, de meeuwen die halfwild-halftam over onze hoofden scheren, de boten die vertrekken naar de Calanques en naar het Île d’If.
* Koffie op een terras: ik fotografeer de doorsnee lezer van de Canard Enchaîné. * We beklimmen de heuvel waarop de Nôtre Dame de la Garde potsierlijk staat te wezen – al moet gezegd dat de devotie met kaarsen en ex-voto’s en schilderijtjes in het interieur wel naar de keel grijpt.

Op het terras geniet ik, net als vier jaar geleden met G en J, van het uitzicht over de baai. * Via de avenue Prado & Michelet naar La Cité Radieuse van Corbusier, dat is een hele wandeling – maar het loont de moeite:
de kleuren, de details, hoe het gebouw nog altijd functioneert met de appartementbewoners en het zwembadje boven op het dak en daar ook het zaaltje waarin de judoclub samenkomt. Op de derde verdieping zien we op een tussenschot het silhouet dat de op een gedateerde mensenmaat (ongeveer 1,60 m) toegepaste gulden snede moet illustreren – alle plafonds zijn hier opmerkelijk laag, ik heb niet de indruk dat Corbusier rekening heeft gehouden dat de gemiddelde mensenlengte in enkele decennia met één tot twee decimeters is toegenomen. * Terug richting Vieux Port. Koffie bij een kiosk aan de rotonde van de avenue Prado, nabij het Stade de Vélodrome waar onze compatriot Gerets het afgelopen jaren zijn sporen, en euro’s, heeft verdiend. Het drukke verkeer op het spitsuur: het staat zo goed als stil op de rotonde, als een uurwerk dat is stilgevallen. * In de buurt Le Panier ten noorden van de Vieux Port komen we in een iets andere realiteit terecht. Ik maak een foto van een groepje mensen bij een kraampje met tweedehandse boeken en word onmiddellijk door een van hen vermanend aangesproken: ‘Met ons lukt dit nog wel, maar ik zou u aanraden dit niet met andere mensen uit deze buurt te doen want het zou wel eens kunnen dat je dan voor verrot wordt geslagen.’ Ce quartie est pourri, luidt de extra duiding. * Wat verderop kijken we wat naar jongeren die acrobatieën uithalen op een pleintje.

* Op de bus terug naar L’Estaque raken wij, S en ik, onafhankelijk van elkaar geïntrigeerd door de jonge vrouw die tegenover ons plaatsneemt en ergens halverwege de rit, in een buurt met hoge appartementsgebouwen (wat voor een leven heeft ze daar?) uitstapt. De vrouw is mooi, aantrekkelijk ook op een bepaalde manier, maar oogt fragiel en roept bij ons allebei vragen op. Ik maak sluiks een foto omdat ik haar beeld wil vasthouden – het is mij op de een of andere, niet nader te omschrijven manier, dierbaar. Nu pas zie ik dat een haarlok een soort van masker vormt. * Op het terras waar we gisteren ook al aperitiefden (schrijf je dat nu met een v of een f), nemen we ook vanavond het aperitief. * Op de hotelkamer kijk ik naar de saaie Champions League-finale tussen Barcelona en Manchester United en daarna ook nog naar een stukje van Scorcese’s Rolling Stones-film. * Ik lees nog 6 bladzijden De witte tijger, maar ik heb er genoeg van en proef nog even van De uitverkorene van Thomas Mann.