donderdag 29 oktober 2009

mijn woordenboek 232

AFWERKEN

Ik vraag mij af hoe het komt dat ik statistisch gesproken buitensporig vaak een activiteit stilleg vlak vóór de afwerking ervan. Ik begin aan de laatste dertig of zelfs twintig bladzijden van een boek, maar lees het dan net niet uit. Ik blijf bij een vertaling na drie uur aanhoudend werken op de laatste bladzijde steken. De titel voor een tekst die ik net heb gereviseerd bedenk ik wel na het eten. En de inleiding ervoor schrijf ik een volgende keer. Er blijven steevast een paar foto’s van het lot dat ik mij had voorgenomen te prepareren onbewerkt in de map zitten.

En hetzelfde heb ik met deze stukjes.

Vaak heeft het te maken met afgeleid zijn, vergetelheid, luiheid – maar er is toch ook dikwijls een aarzeling in het spel, een angst voor wat klaar is en afgerond. Ik wil de voltooiing altijd nog een beetje uitstellen – misschien verandert er nog iets en dan kan ik daar rekening mee houden. Ik bouw graag dat soort buffers in, speel niet meteen mijn troeven uit. Tussen het opzetten van een tekst en het afwerken ervan laat ik met plezier meerdere dagen, om niet te zeggen weken voorbijgaan.

Toch komt onvermijdelijk het ogenblik dat je een streep moet trekken. Het werk moet hoe dan ook ééns als af worden beschouwd. En dat altijd in het volste besef dat volmaaktheid niet van deze wereld is – en maar goed ook. De paralyse van de perfectionist is mij vreemd.

Er zijn natuurlijk verschillen. De aardappelen schillen of het gras afrijden is een eindiger, eenduidiger en afrondbaarder proces dan een tekening maken of een gedicht schrijven. Hoe artistieker de activiteit, hoe lastiger het stoppen. (Een definitie van kunst is in de maak: kunst is wat niet voltooid kan worden.) En toch is het nodig op een gegeven ogenblik het onvolmaakte te aanvaarden want je kunt een tekening verbrodden, en bij het schrijven kun je – aangenomen dat schrijven schrappen is (wat natuurlijk slechts gedeeltelijk waar is) – niet eindeloos blijven schrappen. Het is een moeilijke beslissing. Ik neem die beslissing in hoge mate intuïtief. Ik zet die streep – en dan laat ik het werk meteen los. Omdat er ander werk op me af komt, natuurlijk, maar ook omdat ik eigenlijk niet wil weten of ik wel op het juiste ogenblik gestopt ben. Dat is het werk van iemand anders – die moet dan maar zien wat hij ermee doet en wanneer, áls hij er iets mee doet, hij dát afwerkt.