zaterdag 13 maart 2010

mijn woordenboek 254

ALCHEMIE

Sommige mensen beweren dat verliefdheid een kwestie van chemie is. Idem voor een esthetische ervaring. Of voor rouwen om iets. Neuronen en dentrieten, synapsen en hersenschorsvochten – enfin, de hele fabriek onder onze schedelpan treedt in werking, het gist en broebelt daar, er schieten meer vonken weg en weer dan in een Iraanse opwerkingsfabriek voor uranium en kijk, daar is het gevoel. Niet iets van een kwalitatief andere orde, niet iets van een andere planeet, niet iets om ons druk over te maken. Perfect voorspelbaar, perfect inwisselbaar, perfect provoceerbaar, perfect herleidbaar tot zijn bestanddelen. Herleidbaar, inderdaad: deze benadering heet reductionisme en is in deze wereld voor veel miserie verantwoordelijk.

Precies het omgekeerde lijkt aan de hand bij alchemie. Toen wist men meer over de structuur van het gevoel, over de immateriële waarde ervan, over de spiralen en kronkels van het gemoed dan over de materie en dacht men de materie tot het gevoel te kunnen opwerken. Stenen der wijzen, lood in goud omzetten, het bereiden van een levenselixir… Het was al evenzeer een kwestie van het juiste gebroebel en het juiste gegist.

De irrationaliteit van het ongebreidelde geloof in de reductionistische benadering verschilt al bij al niet zozeer van de magie en tovenarij die aan het wetenschappelijke stadium voorafgingen. En zo stappen we van de ene irrationaliteit naar de volgende. Misschien worden we pas echt volwassen – als soort maar ook als individu – als we de irrationaliteit leren aanvaarden en dus ook het vaststaande feit dat we niet alles kunnen en zullen weten.