donderdag 23 december 2010

mijn woordenboek 290

AMBACHTELIJK


Er bestaat, zelfs bij grote mensen en vooral bij volwassen mannen, een opmerkelijke fascinatie voor elektronische gadgets zoals iPods en -Pads. Het design van deze apparaten vormt een belangrijk en misschien zelfs het belangrijkste verkoopargument. Niet vreemd is dat, want in technologisch opzicht bieden alle merken wellicht min of meer hetzelfde aan. En dus wordt er in de reclame ingezet op de vormgeving. Het is als met auto’s. Aan wat een auto is, kan niet veel meer veranderd worden. Ook daar moet vooral de vormgeving verleiden. Ook daar wordt de keuze gemaakt op basis van criteria die niet in eerste instantie technisch of functioneel zijn. Er zijn in functioneel opzicht nog wel extra snufjes zoals een rembeveiligingssysteem of parkeersensoren – maar zonder dat gaat het even goed vooruit en misschien zelfs beter. Daardoor wordt het voornaamste soortbepalende onderscheid het ontwerp.

De gegeerde elektronicagadgets moeten liefst klein zijn, glad afgewerkt, glanzend en – zeer vreemd – dun. (Daarom worden de toestellen op de publiciteitfoto’s vaak ook in profiel afgebeeld – al zie je dan iets wat niet veel verschilt van een staak of een rechtop gezette gaspijp.) Ja, vooral dat dunne lijkt de kopers te verleiden. Gecombineerd met de zogenaamde ‘touchscreens’, die minstens symbolisch een compensatie bieden voor ontbeerde tederheid, krijgt deze magerzucht een bijklank. Dikke gsm’s worden in tijden van virtuele communicatie al even ondergewaardeerd als volslanke vrouwen in tijden van eenzaamheid.

Ook een impeccabele metaalglans is uitermate belangrijk. De bezitters zouden er alles aan doen om hun kleinoden van krassen te vrijwaren. Deerniswekkend, of vertederend, is de aanblik van mannen die hun mobieltje oppoetsen met hun zakdoek of met een hemdslip. Om krassen op hun toestel te voorkomen, kopen zij er een hoesje voor waardoor, vreemd genoeg, het in hun ogen zo mooie voorwerp nagenoeg volledig aan het oog wordt onttrokken. Ook hier zou een parallel kunnen worden getrokken met datgene waarvoor de elektronicaspeeltjes een surrogaat zijn: gemiste liefde. Het gsm-hesje doet denken aan de lingerie waarin madame zich hult om haar erotische uitstraling een boost te geven.

Hoewel. De vergelijking gaat niet helemaal op want de erotische uitstraling van vrouwen heeft natuurlijk ook met onderlinge verschillen te maken. Elektronische apparaten daarentegen zijn behoorlijk uniform. Gooi alle blackberry’s en mobieltjes merk per merk en type per type op een hoop, en niemand vindt zijn eigendom terug. Zo perfect zijn die dingen. Zo onderling gelijkend. Zo geschikt om zich aan het voorgeschreven (of voorgehouden) uniforme ideaal te conformeren. We leven in een wereld die steeds zorgvuldiger alles wat afwijkt weert. Ook als het om dingen gaat.

Nu schuilt er ongetwijfeld heel wat technologisch vernuft in die elektronische toestelletjes, we staan daar maar zelden bij stil. Zowel in hun – onzichtbare – functionele onderdelen (chip, scherm, voeding, bedieningsknoppen en -toetsen) als in hun ‘carrosserie’ schuilen massa’s knowhow. En dan heb ik het nog niet meteen over de gebruikte grondstoffen. Die moeten worden ontgonnen, getransporteerd en verwerkt – en dat vergt ook een heel machinearsenaal, allemaal tuigen die ook moeten worden ontworpen en gemaakt, en die van iets zijn gemaakt, enzovoort. Elk mobieltje staat aan het einde van een onoverzienbare keten.

En alles moet zo efficiënt en economisch mogelijk zijn gemaakt want niemand werkt voor niets. Ook niet in de lageloonlanden.

Ik probeer mij voor te stellen wat nu precies die elektronische snufjes schier onweerstaanbaar maakt. Ook bij mij, ik geef het toe. (Zij het maar tot op zekere hoogte want, kijk, ik denk er dan toch minstens over na.)

Hun aantrekkingskracht heeft zeker niets te maken met het nut, laat staan de noodzaak van die toestellen. Natuurlijk zijn ze wel handig, maar geef toe: telefoneren en foto’s maken kon vroeger ook al – en hoeveel van de aangeboden functies blijven niet onbenut? Er moet iets anders zijn dat verklaart waarom de hedendaagse mens – man – zo haakt naar die blingbling, als een ekster naar een ring of knikker.

Met ethisch besef heeft de fascinatie ook niets te maken. Ethisch besef met betrekking tot de productieomstandigheden, met bijvoorbeeld lage lonen of kinderarbeid, of met betrekking tot de gebruikte grondstoffen en de omstandigheden waarin deze worden gewonnen en vervoerd, of met betrekking tot de gevolgen voor het milieu van productie en transport van grondstoffen en afgewerkte producten.

En de aantrekkingskracht die van deze spullen uitgaat heeft al helemaal niets te maken met een waardering voor degelijke en doorleefde ambachtelijkheid.

In al dat technische vernuft, dat in die dingetjes en hebbedingen tot ongekende perfectionering is gebracht, verdwijnen de haken en weerstanden en tot verschil leidende onvolkomenheden die ambachtelijk vervaardigde voorwerpen kenmerken. De arbeid die moet worden geleverd om massaproductie te verzekeren, is allang in zijn kleinste onderdelen opgesplitst; de vervreemding van diegenen die erbij betrokken zijn, is compleet; hier komt nauwelijks nog een levende hand aan te pas die ’s avonds, na de werkuren, ook nog bedreven het lichaam van een ander levend en behoeftig wezen kan strelen.

Ambachtelijkheid verdwijnt stilaan volledig uit onze leefwereld. Wie bezit nog een voorwerp dat kunstig en precieus is vervaardigd door een mens die boogde op eeuwenoude, gerijpte kennis en de inherente mogelijkheden van duurzame materialen wist te benutten? Wie bezit nog een voorwerp dat niet alleen met het oog op functionaliteit is gemaakt (dat zeker ook!), maar tevens met een oog voor harmonieuze verhoudingen en respect voor overgeleverde traditie? Wie bezit nog een voorwerp waarin het verleden zeer nadrukkelijk aanwezig is en dat, mede daardoor, niet al bij de volgende trend of mode waardeloos wordt? Wie bezit nog een voorwerp dat op een unieke manier werd versierd?

Ik heb het niet over uitzonderlijke en onbetaalbare erfstukken of kunstvoorwerpen. Het kan gaan om een eigenhandig vervaardigd kledingstuk of accessoire, een meubelstuk, een échte tekening, een zorgvuldig met afzonderlijk gemaakte onderdelen in elkaar gestoken muziekinstrument… Ik heb het over dingen die een voorzichtig gebruik afdwingen. Ik heb het over voorwerpen die, ook als ze niet worden gebruikt, mooi zijn en zorgvuldig bewaard en bewonderd dienen te worden. Die, door het gebruik, sporen van slijtage beginnen te vertonen maar die daarom niet aan schoonheid inboeten. Integendeel, ze worden er nog mooier door – in die mate zelfs dat dit verschijnsel een naam heeft: patine.

Neen, wij kennen het amper nog. Een hele wereld van praktische kennis is aan het wegzinken. Van de weetjes van Tante Kaat tot een doorgedreven materiaalbeheersing. Bij gebrek aan beter schatten wij precies het tegenovergestelde van ambachtelijkheid hoog in: wij willen geen pièces uniques, wij willen geen specifieke kenmerken en herkenbare materialen vertonende en dus individueel traceerbare en toewijsbare producten. Wij zijn niet meer nieuwsgierig naar hoe iets werkt. Wij willen zeker niet meer weten hoe wij die zaken in goede staat moeten houden of desgevallend herstellen want daar hebben wij geen tijd voor en bovendien weten wij maar al te goed dat de levensduur van deze gladde en glanzende voorwerpen niet lang hoeft te zijn omdat de industrie ons nieuwe noden zal dicteren nog voor hun levenscyclus zal zijn voltooid. Wij aanbidden een schijnbare perfectie waaruit elk leven, en elk spoor van leven, is verdwenen – en dan heb ik het niet alleen over de levens van diegenen die het voorwerp met geduld en liefde en kennis van zaken hebben vervaardigd of diegenen in wier bezit het al een leven lang is geweest, maar ook over de levens van de planten of dieren waaruit het gebruikte (‘toegepaste’) materiaal is gewonnen, en zelfs van de gesteenten en metalen die ervoor werden verwerkt. Ja, in een ambachtelijk vervaardigd voorwerp kunnen ook ‘dode’ materialen tot leven komen. Met serieproducten is vooral het tegendeel waar.

Ik heb zelf ook een iPod. Ik kan mijzelf zelfs een gelukkige bezitter noemen van zo’n toestel want de mogelijkheden die het mij biedt zijn verbluffend. Zijn gladde en glanzende schoonheid echter interesseert mij niet. Ik mis de aanwezigheid van een maker, ik mis inzicht in de werking van het apparaat, ik weet verdomd goed dat ik het bij de minste hapering in de recyclagecontainer mag storten. Ik weet dat het bijna blasfemisch klinkt, maar ik zie op de spiegelende rug van mijn toestel graag het unieke en nergens elders voorkomende patroon van gebruikskrassen ontstaan. Zo wordt het toch iets meer van mij, iets menselijks, iets wat de teloorgegane ambachtelijkheid oproept.