woensdag 25 mei 2011

mijn woordenboek 323

ANTICIPEREN

Waarschuwing: hier volgt een tekst met ironische ondertoon.

Het onderwerp zou mij kunnen doen nadenken over zeer algemene aangelegenheden, te vatten onder het adagium van Montaigne (die het ook niet van zichzelf had): ‘Cicéron dit que philosopher n’est autre chose que de se préparer à la mort’ (Essais I:19). Of, verbasterd want filosoferen en leven kunnen niet zomaar aan elkaar gelijkgesteld worden: ‘Leven is leren sterven’. Elk anticiperen is uiteindelijk een anticiperen op de dood – dat is een waarheid als een koe en daar kunnen we niet veel mee. In een andere zin algemeen, of geprojecteerd op een veel langere termijn, zou het lemma ook aanleiding kunnen geven tot bespiegelingen over onze plaats niet enkel in ons individuele leven maar in het globale leven – waarmee ik kom op datgene wat Peter Sloterdijk, vandaag in een interview in de boekenbijlage Uitgelezen van De Morgen, zegt over frivoliteit: ‘Het typische van frivoliteit is dat mensen kiezen voor levensvormen waarvan ze weten dat ze niet kunnen blijven duren.’ Anticipatie als wezenskenmerk van elke ecologie.

Maar dat zal ik hier niet doen, gewichtige beschouwingen maken. Ik zal mij beperken tot enkele onfeministische oprispingen. Vrouwen strijk ik graag over de bol, ook feministische vrouwen, maar die laatste categorie het liefst tegen de haren in.

Men zegt dat vrouwen, in tegenstelling tot mannen, die naar verluidt maar één ding tegelijk tot een goed einde kunnen brengen, simultaan méérdere taken kunnen aanpakken. Ik geloof daar niet zo in. Aanpakken, dat wel, maar efficiënt? Het is volgens mij niet veel meer dan een cliché dat vaak wordt opgevoerd om in een van die talloze gesprekjes die we voeren over het verschil dat ons het meeste bezighoudt een stilte tussen tal van andere nietszeggende oneliners op te vullen. Het lelijke woord ‘multitasken’ pleegt dan wel eens te vallen. Als een koeienvlaai op een drassige wei.

Ik wil niet vrouwonvriendelijk overkomen – dat is zowat het laatste wat ik wil – maar ik moet hier toch verslag uitbrengen van een proefondervindelijk onderzoekje dat geleid heeft tot een vaststelling die iedereen kan natrekken, zowel man als vrouw, die bereid is zijn leven te riskeren.

Dat er relatief zeer weinig vrouwelijke componisten, architecten, schaakgrootmeesters en koks bestaan, kunnen feministen voor mijn part aan economische en maatschappelijke omstandigheden toeschrijven – zoals ze altijd hebben gedaan. Wij hebben geen tijd, zeggen zij dan, om symfonieën te schrijven, gebouwen te ontwerpen, openingen en eindspelvarianten uit het hoofd te leren en gerechten te verfijnen tot ver voorbij de grenzen van de pragmatiek omdat wij zoveel zorgen hebben met onze wispelturige kroost en onze ongedurige en tot polygamie geneigde en ons tot lustobject reducerende echtgenoten. Zo luidt hun argument en ik ben in een bui van welwillendheid, schoorvoetend dus, wel eens geneigd het – in grote mate – te aanvaarden. Maar het is geen excuus om ronduit slecht te met de auto te rijden.

Want laat het autoverkeer nu net het domein zijn waarop ik – in de loop der jaren en met gevaar voor eigen lijf en leden – mijn proefondervindelijk onderzoekje heb gevoerd.

Ook al haal ik mij hier de woede van al wat vrouw is op de hals, ik durf te beweren – en daag iedereen uit het tegendeel te staven – dat negen op de tien van de rijfouten die te wijten zijn aan een gebrek aan anticipatie door een vrouw worden begaan. Bovendien, maar dat zou ons te ver voeren, komt het mij voor dat in het autorijden ‘de’ vrouw – uitzonderingen zijn dus mogelijk – nu net vaak blijk geeft van niet meerdere dingen tegelijk te kunnen uitvoeren.

Geef eens een voorbeeld! Oké, niet moeilijk. Mij valt het op dat het vaak, wat zeg ik, meestal vrouwen zijn die de klassieke fout maken van het rechts inslaan en daarbij niet te letten op de net door hen ingehaalde fietser die schuin rechts achter hen op het fietspad gewoon rechtdoor wil rijden. Vrouwen bewijzen vaak niet te beschikken over het vermogen om te anticiperen op de mogelijkheid dat die fietser rechtdoor moet. Het is in die mate voor mij al een vaststaand feit dat vrouwen in dergelijke situaties een reëel gevaar vormen voor mijn veiligheid, dat ik al anticipeer op hun gebrek aan anticiperingsvermogen. Nog voor ze ook maar enig signaal hebben gegeven dat ze naar rechts zullen inslaan (als ze al van plan zijn een dergelijk signaal te geven natuurlijk!), vertraag ik al en breng ik mijn vingers naar mijn remmen.

Het vervelende met anticiperen is dat het berust op kennis van de gevolgen. Het komt erop aan niet aan de gevolgen ten onder te gaan vooraleer van die kennis te kunnen profiteren.

Schaken, koken, componeren: het heeft ook te maken met het kunnen voorzien van toekomstige ontwikkelingen. Vier zetten vooruit denken; de pan waarin je de kippenbouten die nu in de oven liggen te garen hebt geschroeid niet meteen afwassen omdat je daarin heel lekker de uitjes kunt stoven; in de eerste beweging een motief uitzetten dat je pas in de finale van het laatste deel terug zult opnemen en afwerken. Ik zeg niet dat vrouwen het niet kunnen, ik zeg alleen dat mannen het béter kunnen. Zij zijn beter afgestemd op de chronologie, de (niet al te verre) toekomst. Vrouwen daarentegen dragen meer verleden in zich en sluiten daarmee beter aan op de natuur, die conservatief van aard is – waarmee vrouwen op de lange termijn gerekend een grotere zegen zouden zijn voor de planeet. Alleen jammer dat zij die de korte termijn domineren, de frivole mannen, het voor het zeggen hebben en de toegang tot de lange termijn blokkeren.

Vrouwen, overigens, geven zich ook minder gemakkelijk over aan triviale veralgemeniseringen en seksistische uitspraken. De niet-feministische vrouwen toch.